Vragen van de leden De Graaf en Wilders (beiden PVV) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Iedereen bij moskee wist van shariahuwelijken» (ingezonden 6 november 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 17 december 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Iedereen bij moskee wist van shariahuwelijken»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoeveel shariahuwelijken zijn er de afgelopen vijf jaar gesloten in Nederland, al dan niet voorafgegaan door een wettig huwelijk?

Antwoord 2

Hier is geen (landelijk) overzicht van beschikbaar.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de sharia de Nederlandse rechtsstaat ondermijnt, nooit op ons grondgebied mag worden toegepast en dus met kracht moet worden bestreden? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3

Ja, het is in strijd met de beginselen van de Nederlandse democratische rechtsstaat als mensen een eigen rechtssysteem hanteren dat zich buiten de kaders van onze rechtsorde begeeft. Het kabinet ziet het als haar taak dit te voorkomen.

Vraag 4 en 5

Deelt u de mening dat imams die shariahuwelijken voltrekken het land uit moeten worden gezet of indien ze ook Nederlander zijn hun Nederlandse nationaliteit dienen te verliezen teneinde te kunnen worden uitgezet? Zo neen, waarom niet?

Bent u bereid imam Fawaz Jneid, die heeft bekend illegale shariahuwelijken te hebben voltrokken, de Nederlandse nationaliteit te ontnemen en linea recta enkele reis richting Islamitische Staat te sturen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord vraag 4 en 5

Artikel 1:68 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat geen religieuze huwelijken mogen worden gesloten, als daarvoor nog geen burgerlijk huwelijk is voltrokken.

De bedienaar (zoals een dominee, goeroe of imam) van de godsdienst kan bij overtreding hiervan op grond van artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht een geldboete worden opgelegd.

De rijkswet op het Nederlanderschap bevat geen bepaling op grond waarvan intrekking van het Nederlanderschap wegens commune strafbare feiten mogelijk is. Invoering van een dergelijke bepaling wordt evenmin overwogen. Het Europees Nationaliteitsverdrag (Trb. 1998, 10), waartoe ook Nederland is toegetreden, staat het invoeren van een dergelijke bepaling niet toe.

Voor zover het vreemdelingen betreft, is voor het beëindigen van het rechtmatig verblijf een onherroepelijke veroordeling nodig waarna aan de hand van de glijdende schaal wordt beoordeeld of het rechtmatig verblijf kan worden beëindigd. Het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, speelt bij deze beoordeling een belangrijke rol. Als het rechtmatig verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, krijgt hij een inreisverbod opgelegd of wordt hij ongewenst verklaard en moet hij Nederland direct verlaten. Als de vreemdeling dat niet doet, kan hij worden uitgezet.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Yücel (PvdA), ingezonden 6 november 2014 (vraagnummer 2014Z19901)


X Noot
1

NRC Handelsblad, 1 november 2014

Naar boven