Vragen van het lid Agnes Mulder (CDA) aan de Minister van Economische Zaken over de langetermijncontracten en gasverkoop (ingezonden 6 november 2014).

Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 8 december 2014).

Vraag 1

Kunt u aangeven hoeveel laagcalorisch gas Gasterra in de periode 10/2013 – 09/2014 heeft beleverd ten behoeve van lange termijn contracten?

Antwoord 1

In genoemde periode heeft GasTerra aan afnemers onder lange termijn exportcontracten ongeveer 25 miljard m3 laagcalorisch gas geleverd. Daarvan is 21 miljard m3 geleverd op zich op de grens bevindende exitpunten voor laagcalorisch gas en bijna 4 miljard m3 op de TTF, zie in dat verband ook mijn beantwoording van vraag 3 en 4.

Vraag 2

Is voor de periode 10/2013 – 09/2014 het maximum aan laagcalorisch gas, 34,5 miljard kuub (tabel 4 pagina 6 van het rapport Aardgasbeleid in Nederland: Actuele ontwikkelingen, documentnr.2014D35449) geleverd ten behoeve van buitenlandse contractuele verplichtingen van Gasterra of volstond een hoeveelheid dichter bij de minimale leveringsverplichting?

Antwoord 2

Zie het antwoord op vraag 1. In genoemde periode is minder geleverd dan

34,5 miljard m3. Aangezien het in genoemde periode relatief warm is geweest, was de vraag naar laagcalorisch gas navenant lager.

Vraag 3

Kunt u aangeven hoeveel laagcalorisch gas uit het Groningenveld Gasterra in de periode10/2013 – 09/2014 u heeft verkocht via de virtuele handelsplaats TTF?

Antwoord 3

Zoals hiervoor aangegeven vindt de handel via de TTF plaats in energie-eenheden. De kwaliteit van het gas (hoog- c.q. laagcalorisch) speelt daarbij geen rol en er valt bijgevolg ook geen onderscheid naar herkomst of bestemming van het gas te maken.

In de periode 10/2013 – 09/2014 heeft GasTerra ongeveer 270 miljard kWh gas verkocht via de TTF. Ter vergelijking: dit komt overeen met de energiewaarde van ongeveer 25 miljard m3 hoogcalorisch gas of ongeveer 28 miljard m3 laagcalorisch gas.

Vraag 4

Kunt u aangeven hoeveel laagcalorisch gas uit het Groningenveld Gasterra in de periode10/2013 – 09/2014 u heeft verkocht aan Nederlandse afnemers, specifiek aan huishoudens en klein zakelijke gebruikers, aan kantoren, instellingen en winkels, aan elektriciteitscentrales, en aan Warmte krachtkoppeling (WKK) en industrie?

Antwoord 4

In de periode 10/2013 – 09/2014 heeft GasTerra ruim 44 miljard m3 gas uit het Groningenveld afgenomen, waarvan 15 miljard m3 in 2013 en 29 miljard m3 in 2014. GasTerra heeft deze hoeveelheid ingevoed in het landelijk transportnet. Het is niet te herleiden wat het aandeel Groningengas is in het laagcalorisch gas dat eindverbruikers in Nederland ontvangen.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoeveel hoogcalorisch gas is in de periode 10/2013 – 09/2014 is omgezet in laagcalorisch gas?

Antwoord 5

In de betreffende periode is 4,4 miljard m3 hoogcalorisch gas toegevoegd aan het Groningengas en zo omgezet naar laagcalorisch gas.

Er is nauwelijks hoogcalorisch gas omgezet naar laagcalorisch gas door toevoeging van stikstof.

Vraag 6, 7 en 8

Klopt het dat in 2000 21,3 miljard kubieke meter laagcalorisch Groningengas is geproduceerd, en dat de rest dus hoogcalorisch gas uit andere velden was, dat met grote hoeveelheden stikstof moest worden «verdund» tot laagcalorisch gas? Klopt het dat toen toch wel aan alle gasleverantieverplichtingen kon worden voldaan en waarom is dat nu dan niet meer mogelijk? Is de stikstofproductiecapaciteit nu kleiner dan in 2000 of zijn de leveringsverplichtingen nu hoger dan in 2000?

Is volgens u de 30 miljard m3 per jaar Groningengas waaraan wordt gerefereerd in de brief van 17 januari 2014 (Kamerstuk 33 529, nr. 28) de minimale hoeveelheid Groningengas is die nodig is om alle afspraken te kunnen voldoen? Zo nee, waarom niet?

Wat is volgens u de hoeveelheid Groningengas die minimaal nodig is om in de behoefte aan laagcalorisch gas te voorzien?

Antwoord 6, 7 en 8

Het verschil in hoogte van de Groningenproductie tussen 2000 en vandaag de dag kent de volgende oorzaken:

  • De Duitse productie van laagcalorisch gas is afgenomen van ca. 20 miljard m3 in 2000 tot iets minder dan 10 miljard m3 in 2013.

  • De Nederlandse productie uit kleine velden van hoogcalorisch gas is tussen 2000 en 2013 teruggelopen van 48,0 naar 28,7 miljard m3. In het kader van het kleine veldenbeleid werd in 2000 het gas uit deze velden met voorrang ingenomen ten koste van Groningengas. Omdat er onvoldoende afzetkanalen waren voor het hoogcalorische gas zijn er destijds stikstofinstallaties gebouwd voor de conversie naar laagcalorisch gas. Door de teruglopende productie van hoogcalorisch gas uit kleine velden is conversie naar laagcalorisch gas niet meer noodzakelijk om dit gas te kunnen verkopen.

Aangezien de dalende productie van Duitsland en Nederlandse kleine velden niet heeft geleid tot een dalende vraag naar laagcalorisch gas heeft dit een groter beroep op het Groningenveld tot gevolg gehad.

In mijn brief van 17 januari 2014 (Kamerstuk 33 529, nr. 28) heb ik aangegeven dat een maximale inzet van de conversie-installaties het mogelijk maakt om de productie uit het Groningenveld terug te brengen tot 30 miljard m3 per jaar. Dit echter onder de voorwaarde dat de flexibiliteit van het Groningenveld volledig mag worden benut en er meer dan 30 miljard m3 mag worden geproduceerd indien de omstandigheden (met name temperatuur) daartoe aanleiding geven.

Vraag 9

Klopt hetgeen gesteld wordt op pagina 6 van het rapport «Aardgasbeleid in Nederland: actuele ontwikkelingen» horende bij het onderzoek «Groningengas op de Noordwest-Europese Gasmarkt» dat enkele langlopende contracten eerder aflopen? Deelt u de mening dat langlopende contracten die nu aflopen niet moeten worden verlengd?

Antwoord 9

Zoals ik in de bijlage bij mijn brief over het aardgasbeleid in Nederland (Kamerstuk 29 023, nr. 176) heb aangeven, lopen enkele langetermijncontracten eerder af dan 2020. In diezelfde bijlage heb ik aangegeven dat de Staat als aandeelhouder van GasTerra zal borgen dat voorlopig geen nieuwe langetermijncontracten worden afgesloten.

Dit wil zeggen dat bestaande langetermijncontracten niet worden verlengd of in volume worden verhoogd en ook dat er geen nieuwe contracten met een looptijd van langer dan vijf jaar zullen worden gesloten.1


X Noot
1

Voor de volledigheid meld ik dat er een enkel contract is waarbij is vastgesteld dat na een periode van vijf jaar kan worden besloten tot tussentijdse beëindiging. Gezien deze periode van vijf jaar beschouw ik een dergelijk contract niet als een langetermijncontract als hiervoor omschreven.

Naar boven