Vragen van het lid Klein (Klein) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Pensioenpot gemeenten komt half miljard tekort» (ingezonden 17 november 2014).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 1 december 2014)

Vraag 1

Kent u het artikel «Pensioenpot gemeenten komt half miljard tekort»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat uw ministerie het rapport van Deloitte, waarvan in het artikel melding wordt gemaakt, in april 2013 heeft ontvangen?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Als uw ministerie het rapport in 2013 ontving, wat zijn dan de redenen dat u het rapport pas onlangs naar de Kamer heeft gestuurd?

Antwoord 3

Zoals ik in mijn antwoord op een gelijkluidende vraag van het lid Krol (kenmerk 2014Z20574) reeds heb opgemerkt zijn de uitkomsten van het onderzoek deel van het overleg over het bepalen van een kabinetsstandpunt over fondsfinanciering. Daarin is ook de vraag aan de orde hoe decentrale overheden in staat worden gesteld ervoor zorg te dragen dat er op het moment van een eventuele waardeoverdracht toereikende voorzieningen beschikbaar zijn. De besluitvorming binnen het kabinet is echter nog gaande. Om deze reden was er voorafgaand aan het WOB-verzoek geen aanleiding de resultaten van het onderzoek kenbaar te maken.

Vraag 4

Heeft u, toen het rapport u in 2013 bekend was, actie ondernomen om gemeenten en provincies te stimuleren een pensioenfonds hiervoor op te richten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

In het afgelopen periode is er hard gewerkt aan dit dossier en in nauwe samenwerking met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en waterschappen. Daarbij is het oprichten van een zelfstandig pensioenfonds overigens niet aan de orde. De commissie-Dijkstal achtte een zelfstandig Appa-fonds onwenselijk omdat een dergelijk fonds met de beperkte omvang van een voor de Appa benodigd belegd vermogen geen toekomstbestendige optie is. De financiële risico’s en de uitvoeringsrisico’s zouden daarmee te groot zijn. Wel heeft de commissie-Dijkstal geadviseerd dat aansluiting van de Appa-populatie bij een bestaand pensioenfonds opportuun is. Over deze stap is binnen het Kabinet het overleg gaande.

Vraag 5

Is er feitelijk in strijd gehandeld met de Pensioenwet, doordat elk van de bestuurslagen, zijnde de werkgever(s), wel pensioenpremies heeft ingehouden, maar deze vervolgens niet op een adequate wijze heeft beheerd, waardoor toekomstige uitkering aan pensioengerechtigden onzeker is?

Antwoord 5

De pensioenvoorziening van gedeputeerden, wethouders en dagelijks bestuursleden van de waterschappen is wettelijk verankerd in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. De Pensioenwet geldt niet voor aanspraken die zijn opgebouwd onder de Appa. Er is ook geen sprake van premie-inkomsten. Op de bezoldiging van politieke ambtsdragers wordt een percentage ingehouden dat in hoogte gelijk is aan de werknemerspremie van een overheidswerknemer in de sector Rijk. Deze inhouding is bedoeld om een politieke ambtsdrager in dezelfde mate als een overheidswerknemer te laten bijdragen aan zijn pensioenopbouw. Omdat zijn uiteindelijke pensioenuitkering uit de begroting van het bestuurorgaan wordt gefinancierd, is er geen sprake van een werkgeverspremie. Het staat het bestuursorgaan vrij de inhouding te benutten voor het opbouwen van een reserve voor de uiteindelijke pensioenuitkering.

Vraag 6

Kunt u aangeven hoeveel rendement een fonds had opgeleverd, indien het probleem in 2006 adequaat was aangepakt, en er in 2007 een pensioenfondsvoorziening voor politici bij het rijk, provincies, waterschappen en gemeenten was gecreëerd?

Antwoord 6

Zoals in het antwoord op vraag 4 al opgemerkt is van het oprichten van een zelfstandig fonds nooit sprake geweest. In algemene zin kan ik dan ook geen uitspraken doen over het mogelijke rendement dat een dergelijke fonds opgeleverd zou kunnen hebben. Overigens merk ik dat voor de financiële positie van een pensioenfonds niet alleen de behaalde rendementen van belang zijn maar ook andere aspecten die samenhangen met de pensioenverplichtingen van een fonds.

Vraag 7

Deelt u de mening dat door het nalaten een dergelijk fonds te creëren, de regering het bedrag, zoals genoemd onder vraag 6, is misgelopen?

Antwoord 7

Zoals in het antwoord op vraag 6 opgemerkt is het niet mogelijk uitspraken te doen over het mogelijke rendement dat een dergelijk fonds zou hebben opgeleverd.

Vraag 8

Waarom hebben provincies, in het kader van hun toezichthoudende taak, gemeenten niet gewezen op het risico dat zij liepen met een ontoereikende dekking?

Antwoord 8

De provincie toetst of de begroting en de meerjarenraming structureel en reëel sluitend is. De accountant toetst of de voorzieningen toereikend zijn op basis van de hiervoor geldende wet- en regelgeving. Het onderzoek bevestigt echter het beeld dat de huidige gedecentraliseerde uitvoering mede vanwege de complexiteit van pensioenen risicovol en inefficiënt is. Het rapport van Deloitte constateert dat de decentrale overheden voorzieningen beschikbaar hebben voor reeds opgebouwde pensioenaanspraken van politieke ambtsdragers. Echter, op basis van het rapport kan worden geconcludeerd dat niet alle aanspraken door voorzieningen op de begroting en reserveringen worden gedekt. Provincies en gemeenten zijn daartoe ook niet verplicht, met uitzondering van reserveringen voor waardeoverdrachten. Eén van de redenen hiervoor is dat een gemeente ervoor kan kiezen om de uitbetaling van pensioenuitkeringen van politieke ambtsdragers niet in een voorziening op te nemen, maar de jaarlijkse kosten hiervan wel op te nemen in de meerjarenraming. De huidige praktijk heeft als belangrijk nadeel dat dit ertoe kan leiden dat er in een gemeenteraad een debat plaatsvindt over een eventuele aanpassing van een verplichte voorziening/reservering bij rentewijzigingen of instroom van nieuwe bestuurders, terwijl de gehele materiële kant van de pensioenaanspraken van politieke ambtsdragers wettelijk verankerd is in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.


X Noot
1

De Volkskrant, 12 november 2014

Naar boven