Vragen van het lid Hachchi (D66) aan de Minister van Defensie over posthume rehabilitatie
van drie KNIL-vliegers (ingezonden 7 november 2014).
Antwoord van Minister Hennis-Plasschaert (Defensie) (ontvangen 28 november 2014)
Vraag 1
Bent u bekend met de zaak rondom drie jonge KNIL-vliegers (E. de Lyon, W. Burck en
H. Kelder) die in Colombo in het najaar van 1943 veroordeeld werden, op verdenking
van sabotage, hulp aan de Japanners en desertie?
Vraag 2 en 3
Klopt het dat deze vliegers jarenlange veroordelingen kregen om een voorbeeld te stellen
aan de collega’s en zo de discipline op vliegbasis Acherfield te verbeteren?
Deelt u de mening dat het stellen van een voorbeeld om het moreel te verhogen niet
de grondslag mag vormen voor een jarenlange of zelfs levenslange veroordeling? Zo
ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2 en 3
Nee, het klopt niet dat de veroordeling van de drie vliegers direct in verband kan
worden gebracht met de discipline op de vliegbasis Archerfield nabij Brisbane. Het
squadron waartoe de drie vliegers behoorden, is gedurende de Tweede Wereldoorlog vanaf
meerdere vliegbases actief geweest. Tijdens de arrestatie van drie vliegers was dit
squadron gehuisvest in Canberra. Het kan zijn dat deze arrestatie naar de collega’s
van dit squadron een voorbeeldwerking heeft gehad, die mogelijk zijn weerslag heeft
gehad op de discipline binnen deze eenheid.
Of bij het vaststellen van de strafmaat door de Zeekrijgsraad rekening is gehouden
met «het stellen van een voorbeeld», is nu niet meer te achterhalen. Hoewel de drie
vliegers werden veroordeeld tot zware straffen, kregen zij geen van allen de zwaarste
straf opgelegd, namelijk de doodstraf. Tegen één van de drie vliegers was deze straf
wel geëist. In oorlogstijd konden militairen voor dergelijke misdrijven worden veroordeeld
tot de doodstraf.
Na de oorlog kregen de drie vliegers, onder handhaving van de vonnissen, strafvermindering
door een gratiebesluit van de Minister van Justitie. Eind april 1950 werden de drie
vrijgelaten.
Vraag 4 en 5
Klopt het dat u in oktober 2013 op het verzoek tot rehabilitatie aangaf niet de bevoegdheid
te hebben om de rechterlijke toetsing opnieuw te beoordelen? Wat waren de uitkomsten
van deze rechterlijke toetsing? Wat deed u besluiten hier geen nader onderzoek op
te verrichten?
Deelt u de mening, dat voortschrijdende inzichten deze zaak tot een andere uitkomst
kunnen brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
Door het Comité Last Post Nederland 1940–1945 is mede namens de nabestaanden in 2011
en 2012 een verzoek tot rehabilitatie ingediend. Feit is dat dat de drie vliegers
in 1950 een gratieverzoek hebben ingediend, waarover toen positief is beschikt. Met
deze gratieverlening werd aan alle drie strafvermindering toegekend en kwamen zij
voorwaardelijk vrij. Hiermee is toen al in zeer belangrijke mate aan hun belangen
tegemoet gekomen. Het vonnis bleef in deze procedure echter ongewijzigd. Er zijn voor
zover bekend door betrokken vliegers zelf later geen juridische acties meer ondernomen
om dit vonnis te laten herzien.
Met inachtneming van de historische context waarbinnen de arrestatie, het proces en
de veroordeling van de vliegers plaatsvond, zie ik mij alles overwegende dan ook genoodzaakt
te blijven bij de eerdere afwijzing van het verzoek tot rehabilitatie.
Vraag 6
Bent u bereid opnieuw nader historisch onderzoek te verrichten naar deze zaak van
de drie KNIL-vliegers, en afhankelijk daarvan opnieuw te beoordelen of rehabilitatie
al dan niet gewenst is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De zaak van de drie vliegers is in de loop der jaren reeds diverse malen onderwerp
van historisch onderzoek geweest. Dit onderzoek heeft geleid tot verschillende publicaties.
In de loop der jaren is een gedeelte van het relevante bronnenmateriaal (archiefbescheiden)
echter verloren gegaan. Het verkrijgen van nadere inzichten in deze zaak is daardoor
onwaarschijnlijk.