Vragen van het lid Siderius (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over pleegkinderen die na hun 18de verjaardag in een zwart gat vallen (ingezonden 21 oktober 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 25 november 2014)

Vraag 1 en 4

Wat is uw reactie op het onderzoek waaruit blijkt dat jongvolwassenen in een zwart gat vallen als de jeugdhulpverlening op de 18de verjaardag stopt en op het feit dat de jeugdhulpverlening niet goed aansluit op de zorg voor volwassenen?1

Is het leunen op de bereidwilligheid van gemeenten voor het treffen van een voorziening bij de overgang van jeugdhulpverlening naar hierop aansluitende zorg voor volwassenen niet wat naïef? Ziet u mogelijkheden om deze overgang wettelijk te borgen, zodat er geen pleegkinderen of andere jongeren uit de jeugdhulpverlening na hun 18de tussen wal en schip vallen?

Antwoord 1 en 4

Het is onwenselijk dat jongvolwassenen niet de zorg ontvangen die zij nodig hebben. Met de invoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugdigen zowel voor hun 18e als na hun 18e. Gemeenten zijn op basis van art 2.1.2. van de Wmo 2015 verplicht om in het beleidsplan aandacht te geven aan de wijze waarop de continuïteit van hulp wordt gewaarborgd, in het bijzonder ten aanzien van de persoon die door het bereiken van een bepaalde leeftijd geen jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet meer kan ontvangen. Daarmee is wettelijk geborgd dat gemeenten aandacht hebben rond deze overgang. Dat betreft niet alleen pleegkinderen, maar alle jeugdigen die jeugdhulp ontvangen.

In mijn brief van 23 september 2014 (Kamerstuk 24 170, nr. 149) ben ik ingegaan op het voorstel van de Kinderombudsman om een veiligheidscheck in te voeren voor (lvb-)jeugd. Ik heb daarbij gewezen op de mogelijkheden die er zijn om zorg te bieden vanaf het 18e jaar, evenals op de informatiekaart die vanuit het transitiebureau is opgesteld ten behoeve van gemeenten.

Daarnaast wil ik wijzen op de mogelijkheid van verlengde jeugdzorg tot 23 jaar. Daar waar jongvolwassenen in een instelling verblijven, behoort een instelling te zorgen dat de overgang naar hulp na het 18e jaar tijdig wordt voorbereid en zorgvuldig gebeurt.

Via de regionale cliëntenmonitors, die thans worden opgezet en de daaraan gekoppelde rapportages volg ik deze groep nauwlettend.

Vraag 2

Ziet u mogelijkheden om aan de oproep van orthopedagogen, de Universiteit Leiden en Jeugdzorg Nederland gehoor te geven om één loket te organiseren voor vragen waarbij pleegkinderen die niet kunnen terugvallen op familie, vrienden of een ander netwerk kunnen aankloppen?2 3

Antwoord 2

Jeugdigen kunnen tot hun 18e levensjaar pleegzorg krijgen. Sommige pleegkinderen hebben na hun 18e nog behoefte aan ondersteuning en begeleiding. De gemeente kan in dat geval een voorziening treffen. In dat geval kan de pleegzorginstelling de pleegouders en de jeugdige blijven begeleiden. Voor pleegkinderen die niet in aanmerking komen voor de voorzetting van de pleegzorg, is het van belang dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe de overgang naar zelfstandigheid en eventuele aansluiting op zorg, werk en opleiding verloopt. Het is op basis van de Wmo wettelijk verplicht voor gemeenten om hier aandacht aan te geven. Voor pleegkinderen die het 18e levensjaar bereiken bestaat de mogelijk om afhankelijk van hun behoefte aan hulp het Wmo-loket of het jongerenloket te benaderen.

Vraag 3

Welke maatregelen gaat u nemen om uw belofte – dat bij uitstroom uit de jeugdhulpverlening waarbij er niet direct een volwassenequivalent beschikbaar is gemeenten een voorziening moeten treffen – gestand te doen? Op welke wijze is de continuïteit van zorg gewaarborgd bij de overgang van de minderjarige naar de meerderjarige leeftijd?4

Antwoord 3

Ik heb tijdens het debat van 8 oktober 2014 aangegeven dat als er in 2015 vanaf het 18e jaar zorg nodig is die valt onder de voorgenomen Wlz of Zvw, dat die beschikbaar is. De gemeente kan daarnaar doorverwijzen.

Als de benodigde hulp niet beschikbaar is of niet valt onder de termen van de voorgenomen Wlz of Zvw zal de gemeente op basis van Wmo 2015 een passend ondersteuningsaanbod moeten doen of in overleg met zorgverzekeraars een oplossing moeten zoeken.

Indien jeugdhulp moet doorlopen na het 18e jaar en de hulp wordt niet vanuit een ander wettelijk kader zoals de AWBZ (Wlz), Zvw of Wmo2015 geboden, dan heeft de gemeente op basis van de doorloopregeling in de Jeugdwet de verplichting deze hulp tot maximaal het 23e levensjaar te financieren.

Vraag 5

Hoeveel gemeenten hebben concrete afspraken in hun beleidsplan c.q. verordening opgenomen om het hiaat dat ontstaat bij de overgang van jeugdhulpverlening naar volwassenenzorg te dichten?

Antwoord 5

Op basis van art. 2.1.2. van de Wmo 2015 zijn alle gemeenten verplicht om in hun beleidsplan aandacht te besteden aan de wijze waarop de continuïteit van hulp wordt gewaarborgd, in het bijzonder ten aanzien van de persoon die door het bereiken van een bepaalde leeftijd geen jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet meer kan ontvangen.

Vraag 6

Wat is er terechtgekomen van de belofte die u heeft gedaan aan de Eerste Kamer met betrekking tot het anticiperen op de overgang van 18-min naar 18-plus zorg (naar aanleiding van aanbevelingen van de Kinderombudsman)?5

Antwoord 6

In zowel de Jeugdwet als de Zorgverzekeringswet is een passage opgenomen die voorschrijft dat gemeenten en verzekeraars zorgen voor de aansluiting tussen hun domeinen. Als de verzekeraar de betreffende behandeling bij dezelfde zorgaanbieder heeft ingekocht als de gemeente, dan kan de jeugdige in principe bij deze behandelaar blijven en zal de factuur vanaf het 18e jaar naar de verzekeraar gaan in plaats van de gemeente. Als de verzekeraar dezelfde zorg bij een andere aanbieder heeft ingekocht, dan bestaat de mogelijkheid dat deze jeugdige moet overstappen naar deze aanbieders. Dan zal een zorginhoudelijke (gegevens)overdracht tussen behandelaren moeten plaatsvinden.

Echter, het is onwenselijk dat de behandeling onderbroken zou worden of dat naar een andere behandelaar zou worden overgestapt omdat dan bijvoorbeeld het risico aanwezig is dat de vervolgbehandeling vanaf de 18e jaar leeftijd langer duurt. Daarom hebben zowel gemeenten als zorgverzekeraars er belang bij om invulling te geven aan de hiervoor genoemde eis te zorgen voor aansluiting tussen hun domeinen. Ik blijf er bij gemeenten en zorgverzekeraars op aandringen hier invulling aan te geven.

Als de gemeente zorgaanbod heeft gecontracteerd dat niet in het basispakket zit, is er sprake van «zorg die niet onder een ander wettelijk kader valt». Dan kan de gemeente gehouden zijn deze zorg tot het 23e jaar te continueren. In alle gevallen heeft de verzekeraar, om zijn zorgplicht te kunnen vervullen, bepaalde informatie over lopende zorgtrajecten nodig van de gemeente. ZN en de VNG zijn momenteel in gesprek over de inhoud en de praktische uitwerking van deze informatieoverdracht.


X Noot
1

Trouw, 17 oktober 2014 – Pleegkind valt na 18de in zwart gat

X Noot
2

Trouw, 17 oktober 2014 – Pleegkind valt na 18de in zwart gat

X Noot
3

Trouw, 17 oktober 2014 – Twaalf keer verhuizen laat littekens achter

X Noot
4

Stenogram plenaire behandeling wetsvoorstel Invoeringswet Jeugdwet (33 983) – 8 oktober 2014

X Noot
5

Belofte aan de Eerste Kamer – 12 februari 2014

Naar boven