Vragen van de leden Schouw en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over een foutief uitzetbericht van de Dienst Terugkeer en Vertrek (ingezonden 26 augustus 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 22 september 2014) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 31.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht «Fout Justitie bij uitzetten tolk»1, waaruit blijkt dat Abdul Ghafoor Ahmadzai het onjuiste bericht ontving dat hij op 3 september 2014 zou worden uitgezet?

Vraag 2

Hoe en wanneer heeft u de heer Ahmadzai op de hoogte gebracht van de «ambtelijke fout»?

Vraag 3

Heeft u de heer Ahmadzai verzekerd dat er geen uitzetting zal plaatsvinden zolang de vragen uit de Kamer over zijn casus niet zijn beantwoord?

Vraag 4

Welke procedure wordt doorlopen in aanloop naar de berichtgeving van een uitzetting?

Vraag 5

Is deze zogenaamde «ambtelijke fout» veroorzaakt door menselijk handelen, door een geautomatiseerde handeling of door een combinatie van beiden?

Vraag 6

Zijn er in het verleden vaker dergelijke «ambtelijke fouten» gemaakt?

Vraag 7

Hoe zult u garanderen dat dergelijke fouten in de toekomst niet meer voorkomen?

Antwoord 1 t/m 7

Het is uw Kamer bekend dat ik het niet wenselijk acht informatie te verstrekken uit individuele dossiers. Omdat de betrokken vreemdeling zelf publiciteit heeft gezocht is, mede gelet op de inhoud van de vragen, beantwoording van uw vragen mogelijk. Verder acht ik van belang te benadrukken dat het stellen van Kamervragen uitvoeringshandelingen, waaronder de uitzetting van de vreemdeling, of zijn overdracht naar een andere Dublin-lidstaat, niet opschort.

In deze specifieke zaak had ik echter besloten de overdracht van betrokkene aan Noorwegen niet te laten plaatsvinden voordat ik uw vragen over deze zaak had beantwoord. Dit was mogelijk ook omdat de uiterlijke termijn waarbinnen een vreemdeling op grond van de Dublin-verordening moet worden overgedragen nog niet dreigde te verstrijken.

Op 22 augustus 2014 is niettemin abusievelijk een brief gestuurd aan de gemachtigde met de mededeling dat zijn cliënt op 3 september 2014 zou worden overgedragen aan Noorwegen. Dit is een menselijke fout geweest, die zijn oorzaak vond in een onvolledige vakantie-overdracht van een betrokken medewerker. De vlucht van 3 september 2014 is vervolgens geannuleerd.

Hoewel in deze zaak foutief een vlucht is geboekt voor 3 september 2014, zijn er naar mijn opvatting voldoende waarborgen in het werkproces die voorkomen zouden hebben dat betrokkene ook daadwerkelijk op 3 september 2014 zou zijn overdragen. In de eerste plaats is het standaardprocedure dat op het moment dat een vlucht is geboekt, de gemachtigde van de betrokken vreemdeling hierover zo spoedig mogelijk wordt geïnformeerd. Dat is ook gebeurd in deze zaak. De gemachtigde kan vervolgens contact opnemen met de DT&V om een beletsel voor de overdracht onder de aandacht van de DT&V te brengen. Daarnaast vindt standaard twee dagen voor de geplande vlucht nog een toets plaats door de DT&V. Deze houdt in dat aan de IND wordt gevraagd na te gaan of er nog lopende procedures zijn of andere bijzonderheden die er toe leiden dat een geplande vlucht geen doorgang kan vinden.

Uiteraard kan ik niet garanderen dat een fout, zoals gemaakt in deze zaak, zich niet meer zal voordoen. In organisaties waar mensen werken worden nu eenmaal fouten gemaakt. Iedereen die werkzaam is in de vreemdelingenketen probeert uiteraard het aantal fouten tot een minimum te beperken. Daarnaast is het systeem zo gebouwd dat er voldoende waarborgen zijn om te zorgen dat, mochten zich toch menselijke fouten voordoen, deze geen onherroepelijke gevolgen hebben voor de vreemdeling. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is dat gewaarborgd is dat voorafgaand aan belangrijke handelingen persoonlijk contact tussen de diensten plaatsvindt en niet enkel op grond van gegevens in informatiesystemen wordt gehandeld.


X Noot
1

Telegraaf van 23 augustus 2014

Naar boven