Vragen van de leden Bruins Slot en Keijzer (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het advies objectief verdeelmodel Wmo 2015 van de Raad voor de financiële verhoudingen (ingezonden 4 november 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 19 november 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met het onderzoek van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) over het objectief verdeelmodel Wmo 2015?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de conclusie dat het voorgestelde verdeelmodel voor centrumgemeenten (beschermd wonen) niet per 1 januari 2015 ingevoerd moet worden omdat het onvoldoende tegemoet komt aan de kosten van de centrumgemeenten?

Antwoord 2

Ik deel deze conclusie. Het is ook nooit de bedoeling geweest een objectief verdeelmodel per 1 januari 2015 in te voeren. Komend jaar zal sprake zijn van een historische verdeling van het budget, ook voor wat betreft beschermd wonen.

Vraag 3

Wat vindt u van de conclusie van de Rfv dat dit verdeelmodel tot onrechtvaardige herverdeeleffecten (kortingen tot 40% voor bepaalde centrumgemeenten) leidt, waarop gemeenten nauwelijks kunnen inspelen?

Antwoord 3

Met de Rfv constateer ik dat het verdeelmodel tot grote herverdeeleffecten leidt, waardoor invoering zonder een zorgvuldig invoeringspad ondenkbaar is. In de septembercirculaire van het Gemeentefonds zijn dan ook de uitkomsten van het model per gemeente en centrumgemeente gepresenteerd met daarbij nadrukkelijk de opmerking dat een ingroeipad vereist is. Ook zijn de Rfv en de VNG om advies gevraagd over zowel het model als het ingroeipad.

Vraag 4

Kunt u een overzicht geven van de herverdeeleffecten op basis van uw eigen model voor de verschillende centrumgemeenten?

Antwoord 4

Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar de pagina’s 41 tot en met 43 van het rapport Objectief verdeelmodel Wmo 2015 dat op 22 augustus gepubliceerd is en dat ik hierbij als bijlage toevoeg.1 Voor de uitkomsten van het model per gemeente en centrumgemeente verwijs ik naar de septembercirculaire van het Gemeentefonds.

Vraag 5

Deelt u de conclusie van de Rfv dat het door u voorgestelde model tot een onverantwoorde vorm van maatschappelijke kapitaalvernietiging leidt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ik ben het met de Rfv eens dat het direct invoeren van het model tot een onverantwoorde vorm van maatschappelijke kapitaalvernietiging zou kunnen leiden. Direct het model invoeren is echter niet de bedoeling. Bij het invoeren van een objectief verdeelmodel hoort een ingroeiregeling die wordt afgestemd op onder meer de mate waarin wordt herverdeeld en het overgangsrecht voor cliënten met een zzp GGZ-C.

Vraag 6

Wat vindt u van de suggestie van de Rfv om de financiering via een apart overgangsregime op basis van de historische budgetverdeling te laten verlopen?

Antwoord 6

Ik wil eerst het advies van de VNG afwachten om vervolgens gezamenlijk met de VNG en de fondsbeheerders (ministeries BZK en Financiën) te bezien wat de beste optie is.

Vraag 7

Is er nog wel voldoende tijd om tot een nieuwe financiering van beschermd wonen te komen? Mocht er inderdaad onvoldoende tijd zijn, is het dan niet verstandig om beschermd wonen komend jaar in de langdurige geestelijke gezondheidszorg (ggz) te houden?

Antwoord 7

Komend jaar zal sprake zijn van een historische verdeling van het budget voor beschermd wonen. Deze verdeling is in mei 2014 reeds bekend gemaakt (in de meicirculaire van het Gemeentefonds).

Vraag 8

Bent u in overleg over de conclusies van de Rfv met onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en GGZ Nederland met betrekking tot het beschermd wonen? Zo ja, met wie en zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Zoals ik ook in het antwoord op vraag 6 heb aangegeven ga ik na ommekomst van het advies van de VNG met de VNG in gesprek. Het gesprek over de verdeling van budgetten over gemeenten is primair een zaak van het Rijk en de VNG. Ik overleg echter ook, onder meer in het kader van de werkafspraken GGZ, veelvuldig met koepels van aanbieders en zal waar nodig zeker ook met hen in gesprek gaan over dit onderwerp.

Vraag 9

Hoe verhoudt het objectief verdeelmodel beschermd wonen zich tot de overgangstermijn van 5 jaar voor de huidige GGZ-C pakketten?

Antwoord 9

Het objectief verdeelmodel staat op zichzelf los van het overgangsrecht. Het overgangsrecht zal echter wel een belangrijke rol moeten spelen bij het ingroeipad richting een objectieve verdeling, aangezien centrumgemeenten in staat moeten worden gesteld het overgangsrecht van cliënten in hun gemeente waar te maken.

Vraag 10

Bemoeilijkt het feit dat er nog geen objectief verdeelmodel voor beschermd wonen is, de concrete afspraken (afspraken over volume, toestroom en uitstroom) tussen gemeenten en zorgaanbieders over het beschermd wonen?

Antwoord 10

Komend jaar zal sprake zijn van een historische verdeling van het budget voor beschermd wonen. Dit vereenvoudigt het maken van afspraken tussen gemeenten en zorgaanbieders gericht op continuïteit van deze ondersteuning.

Vraag 11

Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel contracten er gesloten zijn tussen aanbieders van beschermd wonen en centrumgemeenten?

Antwoord 11

Nee, het aantal contracten wordt niet centraal bijgehouden. Dit aantal kan overigens per centrumgemeente sterk variëren. Ik zal in de eerstvolgende voortgangsrapportage HLZ ingaan op de stand van zaken van de inkoop beschermd wonen door centrumgemeenten.

Vraag 12

Bereiken de Staatssecretaris ook berichten dat hier op bezuinigd wordt terwijl dit bedrag vanuit het rijk budgetneutraal over gaat naar de centrumgemeenten?

Antwoord 12

Ik ben op de hoogte dat centrumgemeenten inkoopafspraken voor beschermd wonen hebben gemaakt waarbij sprake is van een korting. Dit is een afweging van de centrumgemeente en het resultaat van een inkoopproces tussen de centrumgemeente en aanbieders. Het is primair aan de gemeenteraad om te oordelen over het gevoerde inkoopbeleid in relatie tot het wettelijk kader en de maatschappelijke resultaten die hiermee moeten worden bereikt.

Vraag 13

Hoe verhoudt het objectief verdeelmodel beschermd wonen zich tot het feit dat nog onduidelijk is waar op termijn mensen met een de GGZ-C indicatie thuishoren?

Antwoord 13

De basis van het objectief verdeelmodel beschermd wonen zijn de historische budgetten in de meicirculaire 2014. Dit betekent dat geen rekening is gehouden met eventuele toekomstige wijzigingen in de inhoudelijke criteria van de Wlz en daarmee toegang voor GGZ-C geïndiceerden tot de Wlz. Op zichzelf hoeven deze wijzigingen overigens geen invloed te hebben op de maatstaven van het objectieve verdeelmodel.

Vraag 14

Hoe ver staat het met de ontwikkeling van de inhoudelijke criteria voor de GGZ-C en GGZ-B pakketten?

Antwoord 14

Vermoedelijk wordt gedoeld op de inhoudelijke criteria voor toegang tot de Wlz. Deze inhoudelijke criteria worden thans ontwikkeld: het Zorginstituut Nederland werkt aan een afwegingskader voor de toegang. Naar verwachting is dat kader in het voorjaar van 2015 gereed, waarna politieke besluitvorming hierover en operationalisering (bijvoorbeeld aanpassing van CIZ-systemen) moeten plaatsvinden.

Vraag 15

Kunnen deze vragen voor het Algemeen overleg GGZ voorzien op 3 december 2014 worden beantwoord?

Antwoord 15

Ja.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven