Vragen van het lid Mei LiVos (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken over Pretium en het schriftelijkheidsvereiste (ingezonden 9 oktober 2014).

Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 7 november 2014).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de manier waarop het bedrijf Pretium (niet) omgaat met het schriftelijkheidsvereiste bij telefonische verkoop?1

Antwoord 1

Ja, ik ben op de hoogte van de betrokken berichtgeving.

Vraag 2, 3 en 4

Klopt het dat het schriftelijkheidsvereiste niet kan worden ingevuld met alleen een klik op een telefoontoets, zoals Pretium beweert?

Waarop baseert Pretium deze uitleg van art. 6:227a en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek?

Deelt u de mening dat een klik op en telefoontoets niet voldoende is om aan het schriftelijkheidsvereiste te voldoen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3 en 4

Op grond van het recent inwerking getreden artikel 230v lid 6 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan een overeenkomst die het gevolg is van een telefonisch gedaan aanbod alleen schriftelijk tot stand komen. Dit vereiste geldt voor overeenkomsten betreffende het geregeld afleveren van diensten en overeenkomsten betreffende de levering van water, gas, elektriciteit en stadsverwarming. Met de invoering van het schriftelijkheidsvereiste is beoogd consumenten te beschermen tegen het ongewild overgezet worden naar een nieuwe aanbieder. Bovengenoemde overeenkomsten zijn immers niet direct zichtbaar voor een consument, hetgeen ook genoemd is in de parlementaire behandeling als één van de problemen van telemarketing (Kamerstuk 33 520, nr. 3 op p. 52 en nr. 7 op p. 4–6).

In de parlementaire behandeling (o.a. Kamerstuk 33 520, nr. 3 en 7) is een aantal voorbeelden gegeven hoe aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan kan worden.

Zo is aangegeven dat aan dit voorschrift in de praktijk voldaan kan worden doordat de handelaar een aanbod tot het aangaan van een overeenkomst in schriftelijke vorm opstelt en aan de consument toestuurt. De consument zal dit aanbod moeten aanvaarden om de uiteindelijke overeenkomst tot stand te brengen. Deze aanvaarding zal doorgaans blijken uit de ondertekening van de schriftelijke overeenkomst. Voorts kan aan het schriftelijkheidsvereiste worden voldaan wanneer de overeenkomst op elektronische wijze wordt gesloten en de overeenkomst raadpleegbaar is, de authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate gewaarborgd is, het moment van totstandkoming met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld en de identiteit van de partijen voldoende kan worden vastgesteld. In de memorie van toelichting (Kamerstuk 33 520, nr. 3, p. 52) is het voorbeeld gegeven van het sturen van de overeenkomst per e-mail. De consument zal vervolgens per e-mail zijn instemming moeten geven, voordat aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan.

Of een loutere klik op een telefoontoets voldoende is om aan het schriftelijkheidsvereiste te voldoen is niet aan mij om te beoordelen. Dit is aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) – als toezichthouder op dit voorschrift – en uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen. Het is mij niet bekend waarop Pretium haar eigen uitleg baseert.

Vraag 5

Bent u bereid om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) te verzoeken het bovenstaande duidelijk op de website van ConsuWijzer te vermelden?

Antwoord 5

Ik heb van de ACM vernomen dat zij op de website van het informatieloket ConsuWijzer voorbeelden zal geven op welke wijze in ieder geval aan het schriftelijkheidsvereiste kan worden voldaan.

Vraag 6

Bent u bereid om de ACM te verzoeken om te gaan handhaven op de juiste uitvoering van het schriftelijkheidsvereiste?

Antwoord 6

Ik heb de ACM op de hoogte gesteld van de betrokken berichtgeving. De ACM doet geen mededelingen over al dan niet lopende onderzoeken.


X Noot
1

TROS Radar 6 oktober 2014

Naar boven