Vragen van het lid Van Hijum (CDA) aan de Minister van Financiën over het bericht «Kritiek op Icesave-deal Minister» (ingezonden 28 augustus 2014).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 19 september 2014)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Kritiek op Icesave-deal Minister»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het bericht dat u in voorbereiding op de deal geen overleg hebt gehad met lagere overheden, terwijl deze daar wel om hadden verzocht? Zo ja, waarom hebt u daarvan afgezien?

Antwoord 2

Dat klopt niet.

De mogelijkheid om de vordering op de boedel van Landsbanki in de markt te verkopen is niet nieuw en is algemeen bekend bij de preferente crediteuren. Zo is een groot deel van de Britse lagere overheden begin 2014 tot verkoop overgegaan. Naar aanleiding van deze verkoop is de Noord-Hollandgroep op uitnodiging van De Nederlandsche Bank aanwezig geweest bij een voorlichtingsbijeenkomst over de wijze waarop een verkoop tot stand komt. De Nederlandse medeoverheden konden hun vorderingen in de markt verkopen en zij kunnen dat nog steeds. Zij kunnen er echter ook voor kiezen om de vorderingen aan te houden. Dit is een eigen afweging die iedere crediteur voor zichzelf moet maken. Direct na het moment dat de staat had besloten om de verkoop door te zetten zijn de medeoverheden hiervan op de hoogte gesteld.

Vraag 3

Wat is uw reactie op de kritiek van de provincie Noord-Holland (namens de lagere overheden) dat de deal de onderhandelingspositie van lagere overheden met Landsbanki zal verslechteren?

Antwoord 3

De onderhandelingspositie van de lagere overheden verandert door de verkoop niet. Zij blijven preferent crediteur van de boedel van Landsbanki. De private partijen die de vordering van De Nederlandsche Bank hebben gekocht zijn over het algemeen gespecialiseerd in dit type schuld en willen evenals de lagere overheden hun investering terugverdiend zien. De samenstelling van de groep preferente crediteuren wordt anders en meer divers, maar dat is niet aantoonbaar een verslechtering of een verbetering, zo leert ook de ervaring na de verkoop door de Britse lagere overheden. Naar mijn mening en die van de betrokken (externe) deskundigen is de positie van de medeoverheden derhalve niet geschaad door de verkoop, niet in het scenario dat de medeoverheden hun vorderingen aanhouden en evenmin in een mogelijk toekomstig verkoopscenario.

Vraag 4

Kunt u aangeven wat de gevolgen van de deal zijn voor de groep zogeheten «100.000+-spaarders»? In hoeverre beïnvloedt de deal met Icesave de kansen dat deze groep haar spaargeld terugkrijgt?

Antwoord 4

Het antwoord op vraag 3 geldt evenzeer voor de 100+ groep. Ook voor hen geldt dat de onderhandelingspositie en mogelijke verkoopprijs niet nadelig zijn beïnvloed.

Vraag 5

Welke rol ziet u voor uzelf weggelegd bij de afhandeling van de claims van decentrale overheden en 100.000+-spaarders? Bent u bereid om (alsnog) actief te helpen bemiddelen om de kans op terugvordering te vergroten?

Antwoord 5

De kennis en ervaring die met de verkoop is opgedaan wordt actief met de overige Nederlandse partijen gedeeld. Mochten zij besluiten om tot verkoop over te gaan dan ben ik bereid hen hierbij te adviseren, zowel in het voortraject als tijdens de verkoop. Bovendien zal de Nederlandse overheid de afwikkeling van Icesave nauwlettend blijven volgen. Niet alleen omdat de staat zelf nog belangen heeft, maar ook om te bezien of de afwikkeling van de boedel op een wijze geschiedt die verenigbaar is met de overige Nederlandse belangen. Indien nodig zal de staat uiteraard opkomen voor dit bredere Nederlandse belang en in contact treden met de IJslandse overheid.

Naar boven