Vragen van de leden Rebel en Marcouch (beiden PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van de gewelddadige dood van een vrouw uit Waalwijk (ingezonden 14 augustus 2015).

Antwoord van Minister Van derSteur (Veiligheid en Justitie) mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 14 september 2015)

Vraag 1

Kent u de berichten «De politie had Linda van der Giesen moeten beschermen»1 en «Moord op Linda van der Giesen»?2

Antwoord 1

Ja. Het betreft hier een vreselijke zaak en met de politie en het bevoegd gezag betreur ik hoe dit gelopen is.

Vraag 2

Deelt u de mening van de voorzitter van Stichting Zijweg dat aangiftes vaker terzijde worden geschoven? Zo ja, over welke gegevens beschikt u? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Per jaar worden er ruim 95.000 incidenten op het terrein van huiselijk geweld geregistreerd door politie. Er wordt jaarlijks circa 25.000 keer aangifte gedaan van huiselijk geweld. Van elke aangifte wordt een inschatting gemaakt van de ernst en de benodigde opvolging. Dit gebeurt door case-screeners binnen de politie-eenheden. Daarbij wordt gekeken naar de opsporingsmogelijkheden en wordt de urgentie gewogen, urgente zaken worden met voorrang opgepakt. Het zijn, zo blijkt, vaak complexe zaken, waarbij signalen niet altijd eenduidig te interpreteren zijn.

Vraag 3

Deelt u de suggestie van de genoemde voorzitter dat het slachtoffer in de vrouwenopvang had moeten worden opgenomen en dat dat niet gebeurd is te maken zou kunnen hebben met het terugbrengen van het aantal opvangplaatsen ten gevolge van bezuinigingen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Wij delen deze opvatting niet. Het Rijk heeft niet bezuinigd op de vrouwenopvang. De afgelopen jaren zijn er juist extra middelen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering opvang. Sinds 1 januari 2015 wordt voor deze uitkering een nieuw verdeelmodel ingevoerd, met als doel de uitkering in stappen in overeenstemming te brengen met de zorgzwaarte in de regio. Gemeenten staan er gezamenlijk voor in dat er in het geval van acute dreiging altijd opvang beschikbaar is. Daarvoor vormen de vrouwenopvangcentra in Nederland met elkaar een stelsel van veilige opvang voor alle slachtoffers van huiselijk geweld. Zij hebben daartoe onderlinge afspraken gemaakt. In geval van ernstige bedreiging zoekt de vrouwenopvang een veilige opvangplek, waar dan ook in Nederland. Dit geldt ook voor slachtoffers van eer gerelateerd geweld, mannelijke slachtoffers van mensenhandel, waarvoor landelijk toegankelijke en specialistische opvangplekken zijn ingericht.

Vraag 4

Hoe heeft de capaciteit (uitgedrukt in aantallen fte’s) van de politie in het algemeen en die van de (zeden-) recherche in het bijzonder zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld?

Antwoord 4

De recherchecapaciteit is gestegen van 8.500 fte in 2002 naar 14.000 fte op dit moment. De formatie voor zedenzaken is de afgelopen jaren op sommige plekken in het land gelijk gebleven en op andere plekken gegroeid. Bij het inrichten van de Nationale Politie is voor Zeden in totaal circa 767 fte vastgesteld, inclusief 150 fte specifiek voor kinderpornozaken.

Vraag 5

Hoe heeft in de afgelopen tien jaar het aantal meldingen of aangiften van bedreiging of stalking door (ex-)partners zich ontwikkeld?

Antwoord 5

Een overzicht van de afgelopen tien jaar kan ik u niet geven, omdat politie pas sinds enkele jaren met het landelijke registratiesysteem «Basisvoorziening Handhaving» (BVH) werkt. Het aantal aangiften van bedreiging bedroeg in 2013 3.645. In 2014 is dit aantal met ruim 300 gezakt naar 3.319. Bij de aangiften van stalking is sprake van een lichte stijging in de afgelopen jaren van 1.011 aangiften in 2013 naar 1.027 aangiften in 2014.

Vraag 6

Is er verband tussen de capaciteit bij de politie, in het bijzonder bij de recherche, en het niet opstarten van opsporingsonderzoeken? Zo ja, welk verband is dat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Uiteraard is het in algemene zin zo dat er meer opsporingsonderzoeken kunnen worden gedaan als er meer capaciteit is. Politiecapaciteit is in die zin altijd schaars en prioriteren nodig. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 voor een uiteenzetting over de gehanteerde werkwijze in het geval van aangifte huislijk geweld.

Vraag 7

Acht u het mogelijk dat het onvoldoende gevolg geven door de politie aan een melding of aangifte van bedreiging of stalking te maken kan hebben met onvoldoende kennis over, danwel een gebrek aan, inschattingsvermogen bij de politie over hoe om te gaan met deze misdrijven? Zo ja, deelt u de mening van de genoemde voorzitter dat een protocol voor meldingen van huiselijk geweld en bedreigingen dit zou kunnen voorkomen? Zo ja, hoe gaat u bevorderen dat dit protocol er komt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Huiselijk geweldszaken, en zeker de zaken van bedreiging of stalking, zijn vaak complexe zaken. Signalen zijn niet altijd direct te herkennen en ook niet altijd te koppelen aan (strafbare) feiten. Iedere zaak is anders en vraagt maatwerk. De politie maakt gebruik van werkinstructies voor Huiselijk Geweld. Deze reiken de politiemedewerkers in beginsel voldoende handvatten aan voor de uitoefening van hun taak. Ook het Politiekennisnet bevat veel informatie over huiselijk geweld die medewerkers kunnen raadplegen. Ik acht een aanvullend protocol dan ook niet nodig.

Vraag 8

Kunt u indien lopend onderzoek naar deze zaak de beantwoording van (enige van) bovenstaande vragen in de weg staat, die vragen na afronding van dat onderzoek beantwoorden?

Antwoord 8

Het lopende onderzoek staat de beantwoording van bovenstaande vragen niet in de weg.

Vraag 9

Herinnert u zich eerdere Kamervragen over problemen bij de behandeling van aangiftes waaronder vragen over de behandeling van aangiften van zedenmisdrijven door de politie?3

Antwoord 9

Ja.

Vraag 10

Ziet u aanleiding voor een onderzoek naar de wijze waarop er door de politie wordt omgegaan met aangiftes van misdrijven waarbij er sprake is van extra kwetsbare slachtoffers en waarbij de verklaring van die slachtoffers doorgaans van groot belang is voor de opsporing, zoals in het geval van bedreiging, stalking, huiselijk geweld of seksuele misdrijven? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Om de redenen die ik heb genoemd in antwoord op vraag 7 zie ik geen aanleiding voor een onderzoek. Overigens werkt de politie de komende jaren aan een nog betere omgang met kwetsbare slachtoffers in het kader van de implementatie van de Wet Minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers (voorstel van wet 3 juli 2014). Deze wet komt voort uit een implementatie van de Europese Richtlijn Minimumnormen. Een onderdeel van de implementatieopgave is het instrument «Individuele Beoordeling van slachtoffers», ter voorkoming van herhaald slachtofferschap en secundaire victimisatie. De kern hiervan is dat bij elk contact tussen politie en slachtoffer gekomen moet worden tot een individuele beoordeling van beschermingsbehoeften. De nieuwe richtlijn verandert het handelingsperspectief van de politie; daar waar nu nog de focus ligt op het opsporen en vaststellen van strafbare feiten, zal de veiligheid en correcte bejegening van het slachtoffer een prominentere rol gaan spelen.


X Noot
3

Zie eerdere vragen 2015Z14476 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1739

Naar boven