Vragen van de leden Segers (ChristenUnie) en Van derStaaij (SGP) aan de Minister van
Veiligheid en Justitie over gebruik van onderzoek naar drugsresten in rioolwater als
aanvullend instrument naast andere drugsmonitoringmethoden (ingezonden 26 juni 2015).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
2 september 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2952.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het, mede door KWR Watercycle Research Institute uitgevoerde,
vierde Europese onderzoek naar drugsresten in het rioolwater waarbij het drugsgebruik
in verschillende Europese steden is vergeleken?1
Vraag 2
Bent u nog steeds van mening dat rioolwateranalyse «heel beperkte toegevoegde waarde»
heeft, zoals u vorig jaar in reactie op het KWR rapport stelde? Zo ja, hoe beoordeelt
u dan de uitkomsten van het onderzoek door KWR?
Antwoord 2
Ja. Dit onderzoek hanteert dezelfde methode als vorig jaar en mijn mening over de
waarde van dit instrument voor het beleid, zoals naar voren gebracht in mijn antwoord
op eerdere Kamervragen (17 juni 2014, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014,
nr. 2296) is niet veranderd. Deze analyses leveren indicaties voor het gebruik van sommige
drugs (zoals cannabis en cocaïne) in een gemeente, maar voor andere weer niet: bij
ecstasy (MDMA) kunnen de gevonden residuen bijvoorbeeld ook afkomstig zijn van dumpingen.
De methode maakt het weliswaar mogelijk verschillende steden met elkaar te vergelijken
op de aanwezigheid van één of meer drugs, maar kan geen nadere informatie leveren
over gebruik naar leeftijdsgroep, in diverse risicogroepen, e.d. Dergelijke informatie
is nodig voor gerichte voorlichting en preventie. Om die reden vind ik de methode
van beperkte toegevoegde waarde.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat rioolwateranalyse wel de mogelijkheid biedt vaker en sneller
metingen te doen en te rapporteren dan we op dit moment gewend zijn van nationale
surveys en daarom een waardevol aanvullend instrument kan zijn naast andere drugsmonitoringmethoden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Mijns inziens gaat het er om in hoeverre de instrumenten die we inzetten betrouwbare
en bruikbare gegevens opleveren om ons preventiebeleid vorm te geven. Daarvoor leveren
onder meer nationale surveys, onder de algemene bevolking of onder scholieren, veel
meer handvatten dan rioolwateranalyses. Weliswaar zijn deze methodes minder snel,
maar de gegevens zijn veel beter bruikbaar.
Vraag 4
Bent u bereid te onderzoeken of rioolwateranalyse als aanvullende instrument naast
andere drugsmonitoringmethoden structureel en landelijk kan worden ingezet? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Ik zie derhalve geen toegevoegde waarde in nader onderzoek. Zie de beantwoording van
vraag 2 en 3.
Vraag 5 en 6
Deelt u de opvatting dat rioolwateranalyse een waardevol middel is om nieuwe designer
drugs te signaleren? Zo nee, waarom niet?
Welke middelen zet u thans in om nieuwe designer drugs te signaleren? Bent u bereid
rioolwateranalyse vaker in te zetten om designer drugs te signaleren?
Antwoord 5 en 6
Wij beschikken over een variëteit aan methoden voor het signaleren en monitoren van
nieuwe psychoactieve stoffen (NPS). Voorbeelden zijn: het Drugs Informatie en Monitoring
Systeem (DIMS), waar potentiële gebruikers hun drugs kunnen laten testen; het Meldpunt
Nieuwe Drugs, dat is gekoppeld aan het DIMS, en waarin de informatie over nieuwe middelen
van het NFI, de douane en van het DIMS zelf samen komt. Ook in surveys wordt naar
ervaringen met NPS gevraagd (bv Antenne in Amsterdam en het Groot Uitgaansonderzoek
via het Trimbos-instituut). Meldingen van incidenten krijgen we via de Monitor Drugs
Incidenten en via het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum). Uit diverse
bronnen komt dus zowel over het gebruik als over problemen met gebruik informatie
beschikbaar. In rioolwateronderzoek zie ik daarom geen meerwaarde.
Vraag 7
Bent u bereid om gemeenten, bijvoorbeeld via de VNG, te wijzen op de mogelijkheid
rioolwateranalyse in te zetten?
Antwoord 7
Het instrument van rioolwateranalyses en de uitkomsten daarvan hebben de afgelopen
jaren veel aandacht gekregen in de media. Enkele gemeenten hebben zelf deelgenomen
aan dit project. Het lijkt me dan ook niet nodig hiervoor bij gemeenten expliciet
aandacht te vragen.