Vragen van het lid Bouwmeester (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over bericht «Declaraties topziekenhuizen» (ingezonden 8 juli 2015).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 2 september 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2946.

Vraag 1

Kent u het bericht over declaraties van bestuurders van topziekenhuizen?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Deelt u de mening dat er sober, zinnig en zuinig omgegaan moet worden met belasting- en zorggeld en dat de getoonde declaraties, zoals dolfijnenzwemmen en eten in sterren restaurants, daar niet bij passen?

Antwoord 2

Ik betreur de berichten. Het is evident dat wij allen zinnig en zuinig moeten omgaan met de beschikbare middelen. Dat geldt niet in de laatste plaats voor bestuurders van organisaties die een publiek belang dienen, zoals ziekenhuizen. Ik heb de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) schriftelijk gevraagd om bij hun leden te benadrukken dat ook de declaraties van bestuurders zinnig en zuinig moeten zijn. Verder is contact opgenomen met de «brancheorganisaties zorg» (BOZ) om dit ook bij hen onder de aandacht te brengen. De NFU heeft besloten een inventarisatie op te stellen van declaratieregels voor de leden van de raden van bestuur van de universitair medische centra. Op basis van de uitkomst van deze inventarisatie zal de NFU vervolgens bezien aanpassingen nodig zijn. De NVZ en BOZ hebben aangegeven in de komende weken met hun reactie te komen.

Vraag 3

Welke maatregelen acht u passend, nu bestuurders hun eigen declaratiecode negeren, en daarmee het signaal afgeven dat ze boven mensen staan om wie de zorg draait?

Antwoord 3

De NFU start een inventarisatie onder hun leden naar declaratieregels. Op basis van de uitkomsten hiervan zullen zij bezien of maatregelen nodig zijn. Dat is een juiste weg.

Vraag 4

Welke rol heeft de Raad van Toezicht hierin of had die moeten hebben?

Antwoord 4

Het is aan Raden van Toezicht om met de leden van de Raden van Bestuur afspraken te maken over declaraties en te bekijken of die ook worden nagekomen. Ik kan niet beoordelen of in genoemde casuïstiek dit ook is gebeurd.

Vraag 5

Waarom is declaratie van dit soort feestelijkheden nog steeds mogelijk en wat is nodig om dit te voorkomen?

Antwoord 5

Zie antwoord op vraag 3 en 4.

Vraag 6

Deelt u de mening dat de vrijblijvendheid van de decalaratiecode aanscherping verdient? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

De NFU heeft mij meegedeeld dat zij hebben besloten om een inventarisatie op te stellen van geschreven of ongeschreven declaratieregels voor bestuurders onder hun leden. Op basis van de uitkomst van deze inventarisatie zal vervolgens bezien worden of aanpassing nodig is. Ik vind dit een goed initiatief. De NVZ en BOZ hebben aangegeven in de komende weken met hun reactie te komen.

Vraag 7

Welke maatregelen in uw nieuwe plannen met betrekking tot «governace in de zorg» gaan bijdragen aan een cultuurverandering, waarbij sober, zinnig en zuinig met zorggeld wordt omgegaan door zorgbestuurders?

Antwoord 7

Met mijn agenda goed bestuur draag ik bij aan de algehele professionalisering en cultuurverandering in de zorg als het gaat om goed bestuur. Zoals ik ook in het debat op 11 juni jl heb aangegeven, moet mijn agenda in zijn totaliteit worden bezien. Een enkele maatregel zal op zich zelf niet leiden tot verandering.

Vraag 8

Zijn de declaraties in uw ogen rechtmatig of moet de Raad van Toezicht actie ondernemen? Welke rol ziet u hierin voor uw zelf?

Antwoord 8

Zie mijn eerder antwoorden

Ik heb de NVZ en de NFU schriftelijk opgeroepen om bij hun leden te benadrukken dat ook bij declaraties het uitgangspunt moet worden gehanteerd dat deze zinnig en zuinig zijn. Ik vind de reactie van de NFU hierop adequaat. Daarnaast is contact opgenomen met de «brancheorganisaties zorg» (BOZ) om dit ook bij hen onder de aandacht te brengen. De NVZ en BOZ hebben aangegeven in de komende weken met hun reactie te komen.

Vraag 9

Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het debat over declaraties in de publieke sector?

Antwoord 9

Ja.

Naar boven