Vragen van het lid Bashir (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over onvolledige beantwoording van eerdere vragen over de grote stapel aan fiscale voorstellen rond Prinsjesdag (ingezonden 15 september 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) (ontvangen 22 oktober 2014)

Vraag 1

Zou u alsnog de vragen 5 en 6 willen beantwoorden?1 Zo niet, waarom niet?

Antwoord 1

De heer Bashir vroeg in zijn eerdere Kamervragen waarom het niet is gelukt om meer wetsvoorstellen in te dienen in het voorjaar om zo tot een betere spreiding te komen. Voorts vroeg hij of ik wilde toezeggen een deel van het fiscale beleidspakket al in het voorjaar naar de Kamer te sturen.

Het kabinet streeft naar spreiding van de indiening van fiscale wetsvoorstellen over het jaar. Dit blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig te realiseren. De wetgevingscapaciteit wordt in het algemeen in de tweede helft van het jaar ten volle benut voor met name de behandeling van het pakket Belastingplan in het parlement. Er is dan vaak onvoldoende tijd om nieuwe wetsvoorstellen voor te bereiden. In januari wordt gestart met de voorbereidingen van in ieder geval de Fiscale verzamelwet waarbij wordt ingezet op indiening in april of mei. Om u een beeld te schetsen: in verband met de behandeling in de ministerraad inclusief de voortrajecten daaraan voorafgaand en vervolgens de adviesprocedure bij de Raad van State, kan een wetsvoorstel dat medio februari gereed is doorgaans niet eerder dan in de tweede helft van april worden ingediend bij de Tweede Kamer. In het algemeen is dan het streven van zowel het kabinet als de Tweede Kamer om de behandeling daarvan voor het zomerreces af te ronden.

Ook dit jaar is invulling gegeven aan het streven wetgeving te spreiden door indiening in het voorjaar van de Fiscale verzamelwet 2014. Ook de Belastingregeling Nederland-Curaçao is nog voor het zomerreces ingediend. Daarnaast is het pakket Belastingplan 2015 dit jaar beperkt tot één wetsvoorstel dat relatief beleidsarm is. De andere op en rond Prinsjesdag ingediende wetsvoorstellen hoeven niet noodzakelijk gelijktijdig te worden behandeld met het Belastingplan 2015. Op deze wijze komt een redelijk gespreide behandeling van de wetsvoorstellen tot stand, waarbij enige mate van overlap helaas niet te voorkomen is.

Voor het voorjaar van 2015 is mijn streven om de Fiscale verzamelwet 2015 – zoals te doen gebruikelijk – in april of mei in te dienen. Deze Fiscale verzamelwet zal meer inhoudelijke maatregelen bevatten dan andere jaren, omdat het Belastingplan 2015 bewust beperkt is gebleven tot de min of meer noodzakelijke maatregelen (zie ook de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Belastingplan 2015). Daarnaast heb ik in de brief Keuzes voor een beter belastingstelsel aangegeven een wetsvoorstel (Fiscale vereenvoudigingswet 2015) voor te bereiden met maatregelen die kunnen bijdragen aan vereenvoudiging, dit met het oog op implementatie per 2016. Dit wetsvoorstel wil ik gelijktijdig met de Fiscale verzamelwet 2015 indienen. Daarnaast zal ik in het voorjaar van 2015 een wetsvoorstel indienen ter implementatie van een wijziging van de moeder-dochter-richtlijn.2 Tot slot zal ik in het voorjaar van 2015 een wetsvoorstel indienen in verband met het van toepassing worden van het douanewetboek van de Unie.3

U ziet dat ik alles in het werk stel om fiscale wetgeving over het jaar te spreiden, maar dat ik daarbij rekening heb te houden met bepaalde beperkingen.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2885

X Noot
2

Richtlijn 2014/86/EU van de Raad van 8 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (wijziging Moeder-dochter richtlijn).

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (Invoeringswet douanewetboek van de Unie).

Naar boven