Vragen van de leden VanKlaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Justitie over de mogelijke vervolging in Oostenrijk van een Nederlandse parlementariër (ingezonden 28 juli 2015).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 20 augustus 2015)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Oostenrijks onderzoek naar Wilders wegens opruiing»1?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een buitenlands Openbaar Ministerie overweegt een Nederlandse parlementariër om zijn politieke mening te vervolgen?

Zo ja, bent u bereid contact op te nemen met uw Oostenrijkse ambtsgenoot om het ongenoegen van de Nederlandse regering over te brengen?

Antwoord 2 en 3

Beoordeling van strafbaarheid van handelingen die zich hebben voorgedaan in een ander land is in eerste instantie aan de autoriteiten van dat land voorbehouden. Het is aan het Openbaar Ministerie in Oostenrijk om te bezien of er naar Oostenrijks recht een grond is om tot vervolging over te gaan. Het is vervolgens aan de Oostenrijkse rechter om dit aan de Oostenrijkse wet te toetsen. Het kabinet gaat ervan uit dat de Oostenrijkse (rechterlijke) autoriteiten een weloverwogen beslissing zullen nemen met inachtneming van de ook door Oostenrijk aanvaarde grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting.

Vraag 4

Bent u bereid de vrijheid van meningsuiting in Nederland te verruimen en ons initiatiefwetsvoorstel te steunen om de artikelen 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht aan te passen2?

Antwoord 4

Het kabinet zal, zoals te doen gebruikelijk, bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het genoemde initiatiefvoorstel in het parlement een standpunt ten aanzien van dat voorstel bepalen.

Naar boven