Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de integriteit van een lobbyist (ingezonden 12 juni 2015).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 9 juli 2015).

Vraag 1, 2

Deelt u de mening van de Beroepsvereniging voor Public Affairs (BVPA) dat oud-minister de heer B. Bot, door een lobby bij het Openbaar Ministerie in een strafrechtelijk onderzoek naar een Libische zakenman uit de clan van oud-commandant Gaddafi, de schijn heeft gewekt dat hij als oud-minister om een wederdienst vroeg?1

Vindt u dat de heer Bot zich bij het OM bekend had moeten maken als lobbyist en niet als privépersoon? Deelt u de mening dat deze lobbyist namens het public affairs bureau Meines Holla & Partners had moeten aangeven dat het hier een betaalde opdracht betrof?2

Antwoord 1, 2

Gelet op de onafhankelijke positie van het Openbaar Ministerie acht ik het niet passend om in deze specifieke casus te treden. In algemene zin geldt echter dat het voor zich spreekt dat oud-bewindspersonen zich in hun handelen rekenschap dienen te geven van hun bijzondere positie. Dat geldt eens te meer voor contacten met overheidsinstanties en in het bijzonder voor contacten met de rechterlijke macht.

Vraag 3

Welke maatregelen gaat u nemen om te verzekeren dat lobbyisten zich te allen tijde als zodanig bij een organisatie bekend moeten maken? Helpt het naar uw opvatting als lobbyfirma’s verplicht lid zijn van de beroepsvereniging?

Antwoord 3

Transparantie in het besluitvormingsproces van de overheid is een groot goed en het is in eenieders belang dat duidelijk is wat de afwegingen zijn geweest bij de besluitvorming en welke belangen daarbij zijn betrokken. Het is in beginsel dan ook goed om met enige regelmaat te kijken naar mogelijkheden om de transparantie van de beïnvloeding van de besluitvorming verder te vergroten en welke instrumenten en maatregelen daarvoor kunnen worden benut. Ik verwijs in dit kader graag naar het initiatief «Lobby in daglicht», dat de Kamerleden Bouwmeester en Oosenbrug recentelijk hebben gepubliceerd. Het is echter wel van belang hierbij rekening te houden met het gegeven dat besluitvormingsprocessen vaak een complex karakter hebben en er veel organisaties en personen die allemaal hun stempel op de besluitvorming willen drukken bij betrokken zijn. Hierbij gaat het doorgaans maar voor een beperkt deel om gespecialiseerde lobbyisten en het kan daarom worden betwijfeld of maatregelen specifiek gericht op deze groep het beoogde effect zullen sorteren. Lobbyisten verplichten zich te allen tijde als zodanig bij een organisatie bekend te maken lijkt mij moeilijk handhaafbaar, al was het maar omdat het lastig zal zijn een waterdichte definitie van «lobbyist» op te stellen. Het verplicht stellen van het lidmaatschap van de brancheorganisatie zie ik evenmin als een oplossing, hetgeen echter onverlet laat dat het lidmaatschap van – en actieve participatie in een belangenvereniging of brancheorganisatie een positieve bijdrage kunnen leveren aan transparante besluitvorming en de discussie over eventuele verbeteringen daarvan.


X Noot
1

«Overheid moet strenger zijn voor lobbyisten», NRC Handelsblad, 8 juni 2015

X Noot
2

«Ben Bot’s lobby, Libisch oliegeld en de Zuidas», NRC Handelsblad, 6 juni 2015

Naar boven