Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over het bericht «Zorgwekkende vragen naar gedrag kinderen» (ingezonden
5 juni 2015).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
30 juni 2015).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zorgwekkende vragen naar gedrag kinderen»?1
Vraag 2
Is het voorleggen van de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) aan ouders
onderdeel van het landelijk beleid van de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst (GGD)?
Zo ja, op welke leeftijden worden de vragenlijsten toegestuurd?
Antwoord 2
In de jeugdgezondheidszorg wordt gewerkt volgens professionele richtlijnen. In de
richtlijn «Vroegsignalering van psychosociale problemen» is het advies opgenomen om
in ieder geval een vragenlijst te gebruiken voor de signalering van psychosociale
problemen. Uit wetenschappelijk onderzoek is namelijk gebleken dat het gebruik van
vragenlijsten de signalering van psychosociale problemen aanzienlijk verbetert.
Vragenlijsten zijn nadrukkelijk een hulpmiddel. De dialoog met ouders, kinderen en
jongeren blijft van groot belang om de uitkomsten van de vragenlijsten te kunnen interpreteren.
In de hiervoor genoemde JGZ-richtlijn wordt geadviseerd om vragenlijsten te gebruiken
op de leeftijd van 0–4 jaar, op de basisschool in groep 2 en groep 6 of 7 en in het
voortgezet onderwijs in klas 2.
Vraag 3
Welke gevolgen worden verbonden aan het niet beantwoorden van de vragenlijst? In hoeverre
is voor ouders kenbaar dat zij niet verplicht zijn de vragenlijst te beantwoorden?
Antwoord 3
De vragenlijst is voor de jeugdgezondheidszorg ondersteunend van aard en helpt de
GGD zich een beeld te vormen van de groei en ontwikkeling van een kind, zijn gezondheidstoestand
en de omgeving waarin het opgroeit. Op basis van de antwoorden kan het gesprek met
de ouders, kinderen en jeugdigen gevoerd worden. Het niet invullen van de vragenlijst
heeft geen gevolgen.
Wanneer kinderen, jongeren en ouders gebruik maken van de jeugdgezondheids-zorg is
dit altijd op basis van vrijwilligheid. Dus ook het invullen van de vragenlijst gebeurt
op vrijwillige basis. Dat dient aan de ouders bekend gemaakt te worden bij het versturen
van de vragenlijst.
Vraag 4
Is het onderwijs niet bij uitstek de plaats waar de onderwerpen, waarop de vragen
betrekking hebben, in ontwikkeling en context worden gevolgd? Wat is de meerwaarde
van het afnemen van deze vragenlijst, zeker gezien de doorgaans grillige ontwikkeling
van jonge kinderen?
Antwoord 4
Het klopt dat ook leerkrachten waardevolle informatie over de ontwikkeling van het
kind kunnen geven. Daarom is er tevens een leerkrachtversie van de SDQ vragenlijst
voor kinderen in de leeftijdscategorie van 3–4 en 4–16 jaar. Het is echter te beperkt
om het kind slechts te volgen binnen de context van het onderwijs. De omgeving van
het kind is breder. Ook de thuisomgeving is van belang, vooral in de eerste levensjaren
van het kind. Zowel de informatie van leerkrachten als de informatie van ouders is
voor de GGD van belang om zich een beeld van de groei en ontwikkeling van het kind
te vormen.
Een vragenlijst in de jeugdgezondheidszorg heeft meerwaarde omdat het een hulpmiddel
is om op systematische en gestructureerde wijze gegevens te verzamelen over de groei
en ontwikkeling van een kind, zijn gezondheidstoestand en de omgeving waarin het opgroeit.
Vraag 5
Welke vervolgacties onderneemt de GGD na ommekomst van de antwoorden? Worden de antwoorden
opgenomen in het elektronisch dossier van het kind?
Antwoord 5
De antwoorden van ouders zijn ondersteunend voor het gesprek dat de GGD met de ouders,
kinderen en jongeren heeft.
Het elektronisch kinddossier biedt de mogelijkheid voor JGZ-professionals om aan te
geven welke vragenlijst zij hebben gebruikt, welke bijzonderheden zij hebben opgemerkt
en welke conclusie zij hebben getrokken. In de praktijk worden alleen de bijzonderheden
in het elektronisch kinddossier opgenomen, die aanleiding geven voor vervolgacties
voor het desbetreffende kind.
X Noot
1Volkskrant, 4 juni 2015