Vragen van het lid Van Vliet (Van Vliet) aan de Minister van Financiën over de raming versus realisatie van de maatregel «integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties» (ingezonden 13 mei 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) mede namens de Minister van Financiën (ontvangen 17 juni 2015).

Vraag 1 t/m 3

Klopt het dat in het Belastingplan 2008 de opbrengst van de invoering van de «integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties» werd geraamd op 500 miljoen euro?

Wat is de daadwerkelijk gerealiseerde opbrengst van deze maatregel geweest in de jaren 2008 t/m 2014? Kunt u tevens uiteenzetten door welke factoren het verschil tussen de raming en de realisatie wordt veroorzaakt?

Wat is de raming van de opbrengst van de maatregel voor de komende jaren?

Welke maatregelen zijn genomen om de lager dan geraamde opbrengst van de «integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties» op te vangen?

Antwoord 1 t/m 3

Bij de invoering van de integrale Vpb-plicht voor woningcorporaties is de opbrengst van de integrale vennootschapsbelastingplicht voor 2008 geraamd op 500 miljoen euro. De totale Vpb-opbrengsten van woningcorporaties staan in de onderstaande tabel.1 Omdat de opbrengsten voor de jaren na 2011 nog onzeker zijn vanwege definitieve aanslagen en verliesverrekening, zijn de opbrengsten voor de jaren 2012–2014 niet in de tabel opgenomen.

(bedragen X € mln.)

Jaar

2008

2009

2010

2011

Vpb-opbrengst

16,4

8,1

2,3

6,2

De Vpb is een heffing naar de winst. Als de winst lager uitvalt dan verwacht, vallen ook de Vpb-ontvangsten lager uit dan verwacht. Voor de integrale Vpb-plicht voor woningcorporaties geldt daarbij dat bij de invoering daarvan geen rekening is gehouden met de mogelijkheid van het vormen van een (her)bestedingsreserve, waardoor de fiscale winst (en daarmee de Vpb-opbrengst) extra laag uitgevallen is. Die reserve was ook niet voor woningcorporaties bedoeld, maar door ontwikkelingen in de jurisprudentie hebben woningcorporaties toch toegang gekregen tot deze faciliteit.2 Inmiddels is de regelgeving zodanig aangepast dat het vormen van een (her)bestedingsreserve voor woningcorporaties na 2011 niet meer mogelijk is. Het voorgaande neemt niet weg dat ook na 2011 de Vpb-opbrengst van woningcorporaties zich nog op een relatief laag niveau bevindt. Los van de hiervoor bedoelde (her)bestedingsreserve maken woningcorporaties aanspraak op een in VSO23 genoemde, en aan voorwaarden gekoppelde, mogelijkheid tot afwaardering van het vastgoed van woningcorporaties. De bedoelde afwaarderingen op onroerend zijn in de jaren vòòr 2012 vaak vooruit geschoven. In 2012 is door woningcorporaties veelvuldig aanspraak gemaakt op deze afwaarderingen en zij zullen dat, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, ook in de jaren erna nog willen doen. Op termijn zal de Vpb-opbrengst naar verwachting echter weer toenemen.

Vraag 4

Wat zijn de jaarlijkse uitvoeringskosten geweest in de periode 2008 t/m 2014, van de «integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties?» Hoe ontwikkelen zich de uitvoeringskosten naar verwachting in de komende jaren?

Antwoord 4

In de memorie van toelichting bij het belastingplan 2008 is aangegeven dat de uitvoeringskosten structureel € 500.000 bedragen. In 2014 kwamen de directe kosten uit op ca. € 520.000. De initiële kosten lagen wel aanzienlijk hoger dan in het wetsvoorstel voorzien. Op basis van de beschikbare informatie is het momenteel de verwachting dat (bij ongewijzigde wetgeving) de uitvoeringskosten niet wezenlijk zullen wijzigen.

Vraag 5

Heeft de maatregel «integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties» per saldo geleid tot een toename van de administratieve lastendruk voor woningcorporaties?

Antwoord 5

Het is onmiskenbaar dat de vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties tot een toename van de administratieve lasten voor woningcorporaties heeft geleid. Dit hangt samen met het doen van de aangifte vennootschapsbelasting. Desalniettemin wordt gepoogd de praktijk aan de hand van het eerdergenoemde VSO2 handvatten aan te reiken, waarmee tevens wordt beoogd de toename van de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst en de toename van de administratieve lasten voor de woningcorporaties zoveel als mogelijk te beperken.

Vraag 6

Klopt het dat in het belastingplan 2008 wordt gesproken over gedragseffecten die mogelijk de opbrengst van de «integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties» kunnen beïnvloeden en hebben zich meetbare gedragseffecten voorgedaan? Zo ja, welke? Wat is het effect geweest van de gedragseffecten op de opbrengst van de maatregel?

Antwoord 6

In een nota naar aanleiding van het verslag (14 december 2007) heeft de PvdA gevraagd of met de invoering van de integrale Vpb-heffing woningcorporaties werd beoogd extra belastingopbrengsten binnen te halen of woningcorporaties aan te zetten tot (deels onrendabele) investeringen in nieuwe huur- en koopwoningen die mogelijk de fiscale winst reduceren. Hierop is al geantwoord dat we geen rekening hebben gehouden met dergelijke mogelijke gedragseffecten.

Vraag 7

Kunt u, in het licht van de opbrengst van de maatregel, de uitvoeringskosten en de administratieve lasten voor corporaties, toelichten wat anno 2015 de toegevoegde waarde is van de maatregel «integrale vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties» voor de schatkist en voor de sociale volkshuisvesting?

Antwoord 7

Nu woningcorporaties vanaf 2012 geen (her)bestedingsreserve meer mogen vormen, verwachten wij bij herstel van de woningmarkt en een stijging van de WOZ-waarde hogere en stabielere Vpb-ontvangsten voor de schatkist. Ten slotte wijs ik erop dat van een eventuele wijziging van de integrale Vpb-plicht voor woningcorporaties enkel sprake kan zijn als deze, ook naar de mening van de Europese Commissie, verenigbaar is met de Europese staatssteunregels. Dat zal hoe dan ook geen gemakkelijk traject blijken.


X Noot
1

Cijfers zijn afkomstig uit het deelrapport Politieke Besluitvorming van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties (Kamerstukken II 2014/15, 33 606, nr. 5, blz. 129).

X Noot
2

Zie bladzijde 9 en 10 van brief van de Staatssecretaris van Financiën van 3 november 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 17). Alsmede de beoordeling van de Staatssecretaris van Financiën van het, verworpen, amendement Groot (Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 32) waarmee de indiener beoogde woningcorporaties ook na 1 januari 2012 toegang te geven tot de bestedingsreserve (Handelingen II, nr. 24, item 9, blz. 98).

X Noot
3

Belastingplicht Woningcorporaties; Vaststellingsovereenkomst 2 (raadpleegbaar via navolgende link: http://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/vaststellingovereenkomst_belastingplicht_woningcorporaties_VSO_2_dv3881z1ed.pdf)

Naar boven