Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over concrete ervaringen van discriminatie op de arbeidsmarkt (ingezonden 6 mei 2015).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 2 juni 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2377.

Vraag 1

Kent u het bericht «Yassine weggestuurd bij doen aangifte wegens discriminatie»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat de genoemde persoon getracht heeft aangifte te doen van discriminatie?

Zo nee, wat is er niet waar?

Antwoord 2

De heer Yassine M. heeft geprobeerd aangifte te doen. Toen hij op het politiebureau vertelde dat hij onder verschillende namen heeft gesolliciteerd, heeft de betrokken politieambtenaar ten onrechte aangegeven dat zij hier geen aangifte over op kon nemen. Inmiddels heeft de politie contact met de heer Yassine opgenomen voor een nieuwe afspraak.

Vraag 3, 5

Deelt u de mening dat het opsporen en vervolgen van discriminatie mede van belang zijn voor het bestrijden van discriminatie in Nederland? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat aangiftes van discriminatie altijd serieus moeten worden genomen?

Zo ja, is dat altijd het geval en waar blijkt dat uit?

Antwoord 3, 5

Ja. Het is belangrijk dat mensen die discriminatie ervaren daarvan melding maken. Alleen op deze manier kunnen degenen die zich schuldig maken aan discriminatie ter verantwoording worden geroepen en als de discriminatie bewezen is, worden aangepakt. Dat vereist dat mensen weten waar ze op laagdrempelige wijze terecht kunnen met een melding of aangifte. Van groot belang is verder dat de instanties waar burgers met hun klachten terecht kunnen effectief opereren en een zorgvuldige dienstverlening bieden.

Vraag 4

Deelt u de mening dat personen die aangifte van discriminatie komen doen professioneel behandeld moeten worden door de desbetreffende politieambtenaar? Zo ja, zijn politieambtenaren voldoende op de hoogte van de juridische kant van strafbare feiten rondom discriminatie en van de impact die dergelijke delicten op slachtoffers kunnen hebben?

Antwoord 4

Ja. Politiemensen worden tijdens en aan het eind van de initiële opleiding tot agent getoetst op hun kennis van strafrecht en strafvordering en daarbij ook op hun juridische kennis van de elementen in de strafartikelen discriminatie. Dat geldt ook voor vervolgopleidingen bij de recherche en die voor leidinggevenden waaronder de opleiding voor hulpofficier van justitie. Politiemensen kennen de impact van discriminatie op mensen onder andere door het werken met acteurs in rollenspellen tijdens de opleiding, ervaringen in de praktijk en door samenwerking met ketenpartners als slachtofferhulp en anti-discriminatievoorzieningen. Tegelijkertijd is blijvende aandacht voor de strafrechtelijke aspecten van discriminatie en van de impact die discriminatie op slachtoffers kan hebben noodzakelijk. Aan de contactpersonen Discriminatie in de eenheden wordt gevraagd om hier aandacht voor te blijven vragen en te investeren in actuele kennis van alle collega’s die een rol spelen in de aanname van deze aangiftes.

Naar boven