Vragen van de leden Aukje deVries, Van derLinde en AnneMulder (allen VVD) aan de Ministers
van Financiën, voor Wonen en Rijksdienst en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over
bericht «proef flexwerkershypotheek uitgebreid» (ingezonden 7 mei 2015).
Mededeling van Minister Blok (Wonen en Rijksdienst) (ontvangen 1 juni 2015)
Vraag 1
Kent u het bericht «proef flexwerkershypotheek uitgebreid» van 10 februari 2015 op
de website van Vereniging Eigen Huis, waarbij de pilot voor een perspectiefverklaring
wordt uitgebreid van Randstad, naar Tempo Team en Yacht? Bent u bekend met de pilot
perspectiefverklaring van Randstad, Obvion en Vereniging Eigen Huis voor mensen met
een tijdelijk arbeidscontract? Wat vindt u van deze pilot? Deelt u onze mening dat
dit een goede ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet?
Vraag 2
Deelt u de mening dat ook mensen met een tijdelijk of flexibel contract of als ZZP’er
meer, beter en makkelijker de mogelijkheid moet krijgen om een hypotheek af te sluiten?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Welke gegevens zijn er over het aflossingsgedrag van mensen met een flexibel arbeidscontract
of van ZZP’ers? Hoe verschillen deze van mensen met een vast arbeidscontract?
Vraag 4
Bent u het eens dat de regelgeving voor het verkrijgen van een hypotheek beter moet
gaan aansluiten bij de flexibilisering van de arbeidsmarkt (zoals tijdelijke arbeidscontracten
en ZZP’ers), want in 2001 was 28% van de werkenden zelfstandig ondernemer of werknemer
met een tijdelijk of flexibel contract, terwijl dat percentage in de afgelopen jaren
is gestegen tot ongeveer 40% van de werkenden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Deelt u de mening dat de huidige beoordeling van hypotheekaanvragen te veel is gericht
op het heden en verleden van de koper in plaats van op de toekomst (en dus naar de
opleiding, werkervaring, competenties, functies en situatie op de arbeidsmarkt)? Zo
nee, waarom niet?
Vraag 6
Deelt u de mening dat een soort perspectiefverklaring meer en breder (bijvoorbeeld
ook voor ZZP’ers) ingezet moet kunnen worden en dat er hier eigenlijk niet sprake
zou moeten zijn van een «proef», bent u dat met ons eens? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Hoe past de methode van perspectiefverklaring in de huidige regelgeving, zoals de
Tijdelijke regeling hypothecair krediet? Waarom gaat het hier nog steeds om een proef
en is het niet inmiddels gewoon «beleid»? Welke knelpunten zijn er? Hoe kan de regeling
aangepast worden zodat deze beter aansluit bij een flexibele arbeidsmarkt?
Vraag 8
In hoeverre bent u bereid om de regelgeving aan te passen om het verkrijgen van een
hypotheek door flexwerkers en ZZP’ers in de toekomst daadwerkelijk goed, beter, breder
en makkelijker mogelijk te maken?
Vraag 9
Welke mogelijkheden (in de wet- en regelgeving) kunnen/moeten er volgens u nog verder
ontwikkeld worden om ervoor te zorgen dat mensen met een tijdelijke arbeidsovereenkomst
of ZZP’ers toch de mogelijkheid krijgen gewoon een hypotheek te verkrijgen voor hun
woning of dat in ieder geval makkelijker mogelijk te maken?
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u om hypotheekverstrekkers meer mogelijkheden te geven voor
maatwerk bij mensen met een tijdelijk arbeidscontract of voor ZZP’ers, ook gelet op
de grote diversiteit onder flexwerkers en ZZP’ers? Welke mogelijkheden ziet u om vanuit
de AFM meer ruimte te bieden om dit mogelijk te maken? Bent u bereid om hierover in
overleg te treden met de AFM? Zo nee, waarom niet? Wat mag er op dit moment wel en
niet vanuit de AFM en waarom?
Vraag 11
In hoeverre is er sprake van het feit dat de AFM en regelgeving zaken al wel toestaan,
maar er door de hypotheekverstrekker niet dan wel onvoldoende gebruik van wordt gemaakt?
Wat zijn daarvoor de redenen van de hypotheekverstrekker? Welke onzekerheid zit er
voor de hypotheekverstrekker bij het «explain»-principe? Hoe kan dit verminderd worden?
Mededeling
Op 7 mei 2015 hebben de leden De Vries, Van der Linde en Mulder (allen VVD) aan de
ministers van Financiën, voor Wonen en Rijksdienst en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
vragen gesteld over het bericht «proef flexwerkers uitgebreid».
Vanwege de benodigde afstemming met andere partijen is het helaas niet mogelijk om
binnen de gestelde termijn van drie weken de vragen te beantwoorden. De beantwoording
stuur ik u uiterlijk 18 juni a.s. toe.