Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over illegalen die maandelijks ruim 200 euro leefgeld krijgen van de gemeente Eindhoven (ingezonden 18 maart 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 10 april 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1867.

Vraag 1

Kent u het bericht «Vluchtelingen zonder papieren krijgen leefgeld in Eindhoven»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5

Hoe is het mogelijk dat illegalen, die een wettelijke vertrekplicht hebben en dus niet in Nederland mogen zijn, ruim 200 euro leefgeld per maand krijgen?

Beseft u dat de bereidheid van illegalen om Nederland te verlaten alleen maar zal verkleinen als zij in Nederland van alle gemakken worden voorzien?

Zijn er nog meer gemeenten die het vertrekbeleid saborteren door illegalen van leefgeld te voorzien? Zo ja, welke gemeenten zijn dit?

Gaat u ervoor zorgen dat de gemeente Eindhoven, en indien nodig andere gemeenten, per direct stoppen met de sabotage van het vreemdelingenbeleid? Bent u bereid deze gemeente(s) desnoods te korten op het gemeentefonds?

Antwoord 2, 3, 4, 5

Per Kamerbrief van 20 januari 2015 bent u geïnformeerd over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 december 2014 en de verplichting voor gemeenten om voorzieningen te verstrekken aan vreemdelingen zonder verblijfsrecht. Deze verplichting is in tijd begrensd tot twee maanden nadat het Comité van Ministers een standpunt heeft bepaald inzake de ESH-zaken Conference of European Churches (CEC) en Feantsa.

In die brief heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ook gemeld dat hij, in voorkomende gevallen, bereid is aan betrokken gemeenten een financiële tegemoetkoming te bieden met het oog op de verplichtingen die voortvloeien uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

Deze financiële tegemoetkoming is in tijd beperkt. De financiële tegemoetkoming ziet op door de betrokken gemeenten aan onrechtmatig verblijvende vreemdelingen geboden sobere voorzieningen in de periode van 17 december 2014 tot maximaal twee maanden nadat het Comité van Ministers een standpunt heeft ingenomen. Enige terughoudendheid vanuit het Rijk is op zijn plaats bij de beoordeling van de precieze lokale inrichting van genoemde sobere voorziening. Echter, het bieden van financiële ondersteuning, ter vrije besteding door de vreemdeling, gaat verder dan het bieden van enkel een sobere voorziening. Deze vorm van ondersteuning zal dan ook niet kunnen rekenen op een financiële tegemoetkoming vanuit het Rijk. Ik zal dit in mijn gesprekken met de VNG en gemeenten ook zo overbrengen.

Naar boven