Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de Armeense genocide (ingezonden 27 maart 2015).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 3 april 2015).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden in het schriftelijk overleg over een gesprek met de Federatie Armeense Organisaties Nederland (FAON), die u op 26 maart aan de Kamer stuurde en waarbij u een aantal vragen niet beantwoord heeft die hieronder herhaald worden?1

Antwoord 1

Ik herinner mij de antwoorden die ik heb gegeven.

Vraag 2, 3, 4

Klopt het dat de Armeense genocide drie keer unaniem erkend is door de «International Association of Genocide Scholars»?

Klopt het dat de Armeense genocide onderwezen wordt op het Instituut voor oorlogs-, holocaust en genocidestudies (NIOD) als een van drie genocides, naast de holocaust en de Rwandese genocide?

Deelt het kabinet de opvatting dat er een grote consensus is onder genocide wetenschappers dat er in 1915 een genocide heeft plaats gevonden in het Ottomaanse rijk, waarvan de Armeniërs en ook andere christelijke volken het slachtoffer geworden zijn?

Antwoord 2, 3, 4

Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van het Schriftelijk Overleg van 26 maart, bestaat onder wetenschappers, en instellingen zoals door u aangehaald, een grote mate van consensus over deze gebeurtenissen. De vaststelling of hier in juridische zin sprake is geweest van genocide, is evenwel niet aan het kabinet. Ik herhaal in dit kader graag dat een oordeel van het kabinet over de toepasselijkheid van deze term op dit moment niet zou bijdragen aan de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door beide landen.

Vraag 5, 6, 7

Klopt het dat desgevraagd en na veel aandringen ambtenaren die het gesprek voerden met FAON, de naam van slechts één professor wilden noemen die van mening zou zijn dat er geen sprake was van genocide in 1915, namelijk professor Zürcher.?

Klopt het dat het ministerie heeft aangegeven dat professor Zürcher, die recent nog een studium generale gegeven heeft over de Armeense genocide, van mening is dat er onvoldoende onderzoek gedaan is om de historische gebeurtenissen als genocide te duiden?

Klopt het dat het ministerie niet in staat was om een enkele andere naam te noemen van een vooraanstaande wetenschapper die van mening is dat er onvoldoende bewijs is om het woord genocide te gebruiken?

Antwoord 5, 6, 7

Zoals gesteld hierboven en in mijn antwoorden op het Schriftelijk Overleg van 26 maart, bestaat er onder wetenschappers een grote mate van consensus over de gebeurtenissen in 1915. Verder doe ik geen uitspraken over gesprekken die ambtenaren gevoerd hebben met derde partijen.

Vraag 8, 9

Gezien het feit dat genocide de zwaarste misdaad is die wij kennen in het Nederlandse en het internationale recht, en Turkije zich in zekere mate zeer verwant voelt aan het Ottomaanse Rijk: is er enig andere misdrijf waarbij een vermeende dader of iemand die zich daar zeer verwant mee voelt, mee mag bepalen of het misdrijf heeft plaatsgevonden en nog wel in goed overleg?

Ben u bereid de benaming «Kwestie van de Armeense genocide» niet meer te gebruiken en gewoon het historisch correcte «Armeense genocide» te gebruiken?

Antwoord 8, 9

Er is geen sprake van het bepalen of een misdrijf heeft plaatsgevonden, hetgeen aan rechters is, maar van het duiden van historische gebeurtenissen. Verder is en blijft het kabinet van mening dat een oordeel van de zijde van het kabinet over de toepasselijkheid van deze term op dit moment niet zou bijdragen aan de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door beide landen.

Vraag 10

Kunt u deze vragen een voor een en vóór woensdag 1 april 9 uur beantwoorden, dus vóór het plenaire debat over het verslag van het eerder genoemde Schriftelijk overleg?

Antwoord 10

Ja. Gelijkluidende antwoorden op vragen zijn geclusterd.


X Noot
1

Schriftelijk overleg inzake een gesprek met FAON, 26 maart 2015 (2015Z05490).

Naar boven