Vragen van het lid De Roon (PVV) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de eis «affiniteit met islam» in een wervingsadvertentie (ingezonden 23 maart 2015).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 1 april 2015)

Vraag 1

Waarom wordt het vereiste «affiniteit met de islam» als voorwaarde gesteld in een wervingsbericht voor een stagiair(e) bij de Nederlandse ambassade in Sudan?1

Antwoord 1

De zinsnede is opgenomen in het bredere profiel van een stage-kandidaat. Onder affiniteit valt te verstaan dat ambtenaren en diplomaten, maar ook stagiairs, een professionele belangstelling hebben voor de geldende gewoonten en gebruiken van de landen waarin zij werken. Hiertoe behoren ook zaken zoals religie en cultuur.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het vereiste van affiniteit met een doctrine die achterstelling van vrouwen, homo’s en andersdenkenden propageert en de wereld wil veroveren, krankzinnig is? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2

Neen. Het enige dat van de kandidaat wordt verwacht is een professionele interesse voor de religie en cultuur van het land waar hij of zij komt te werken.

Vraag 3

Hoe denkt u dat dit vereiste over komt op vrouwen, homo’s en andersdenkenden in Sudan?

Antwoord 3

De ambassade heeft een goed track record van steun in woord en daad aan vrouwen, de LGBT-gemeenschap en andersdenkenden in Sudan. Dit wordt door hen gewaardeerd.

Vraag 4

Wilt u er voor zorgen dat dit vereiste onmiddellijk komt te vervallen en uw ambtenaren instrueren om dit nooit meer te doen?

Antwoord 4

Als bovenbeschreven acht ik deze profielschets binnen de normale criteria van de voor deze specifieke stage wenselijke benodigdheden passen.

Naar boven