Vragen van het lid Servaes (PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de situatie in Gaza, een half jaar na het staakt-het-vuren (ingezonden 4 maart 2015).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 26 maart 2015)

Vraag 1

Kent u het bericht «Aid agencies sound alarm on Gaza amid fears building could take a century»1 en de gezamenlijke verklaring van 30 hulporganisaties «We must not fail in Gaza»2?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herkent u het dramatische beeld dat door 30 hulporganisaties wordt geschetst van de situatie in Gaza, een half jaar na het staakt-het-vuren, waar o.a. nog altijd 100.000 mensen zonder huis zitten, stroomstoringen van 18 uur per dag voorkomen en 80.000 kinderen behandeld worden voor oorlogstrauma’s?

Antwoord 2

Het kabinet is bezorgd over de situatie in Gaza, zoals ook geschreven in de Kamerbrief over de wederopbouw van 20 februari jl. (kenmerk 2015.18729). Helaas is het zo dat inderdaad nog veel mensen dagelijks kampen met de gevolgen van de oorlog. Het kabinet werkt samen met diverse ondertekenaars van de verklaring. In februari jl. heeft de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking Gaza bezocht om de voortgang van de wederopbouw met partners ter plekke te bespreken. Binnen de EU pleit het kabinet actief voor meer aandacht en actieve EU-inzet voor Gaza.

Vraag 3

Deelt u de vrees van de hulporganisaties dat «a return to hostilities is inevitable if progress is not made and the root causes of the conflict are not addressed»?

Antwoord 3

Bij het recente bezoek van de Commissioner General van UNRWA, Pierre Krӓhenbühl, is de situatie in Gaza uitgebreid aan bod gekomen. Het kabinet deelt zijn visie dat de situatie in Gaza fragiel is, zoals ook beschreven in de Kamerbrief van 20 februari jl. De Palestijnse Autoriteit heeft nog niet volledig diens gezag over Gaza hersteld, terwijl Hamas formeel afstand heeft gedaan van het bestuur. De wederopbouw verloopt daarnaast traag. Dat alles maakt dat de situatie voor mensen in Gaza aanzienlijk verslechterd is.

Vraag 4 en 5

Herkent u de cijfers van hulporganisatie Oxfam dat voor de bouw aan zo’n 150.000 verwoeste of gedeeltelijk beschadigde huizen zo’n 800.000 vrachtwagenladingen constructiemateriaal nodig zijn en dat in de afgelopen maanden minder dan 0,25% van deze hoeveelheid Gaza binnen heeft kunnen komen? Deelt u Oxfam’s analyse dat de wederopbouw van Gaza bij dit tempo wel eens «een eeuw» kan duren? Zo ja, wat is uw oordeel hierover? Zo nee, waarom niet?

In hoeverre en op welke wijze hangt de beperkte invoer van bouwmaterialen samen met de inmiddels zeven jaar durende blokkade van Gaza door Israël? Bent u, met de 30 hulporganisaties, van mening dat Israël op basis van verplichtingen onder internationaal recht – o.a. VNVR-resolutie 1860 (2009), Agreement on Movement and Access (2005) – de blokkade volledig moet opheffen?

Antwoord 4 en 5

De invoer van bouwmaterialen geschiedt via de grensovergang bij Kerem Shalom/Karm Abusalem, op basis van het Gaza Reconstruction Mechanism (GRM). Tot op heden is het aanbod van bouwmaterialen in Gaza via het GRM steeds groter geweest dan de vraag, zoals ook te zien is op de site van het GRM: http://grm.report. Op geen enkel moment sinds het opzetten van het GRM is er een punt geweest waarop de voorraden bij de 19 verkooppunten uitgeput waren. Bovendien laten de cijfers van het GRM zien dat het aantal personen die door het GRM gescreend zijn steeds verder toeneemt, net zoals de import van bouwmaterialen. Op 10 maart was van 75.517 huizen de schade vastgesteld, hadden 33.701 huiseigenaren het materiaal gekocht dat zij nodig hadden voor het herstel van hun huis en 24.485 een deel van de benodigde materialen. In totaal was op 10 maart 50.522 ton cement, 24,246 ton grind en 1.605 ton wapeningsstaal gekocht door huiseigenaren.

UNOPS, dat het GRM beheert, constateert mede op basis van deze feiten dat de capaciteit van het GRM en de grensovergang op dit moment voldoende is voor import van bouwmaterialen voor huizen. Het is de bedoeling dat via het GRM ook de bouwmaterialen voor grotere projecten gefaciliteerd gaat worden. Begin maart waren 76 projecten ingevoerd in het systeem, 14 goedgekeurd door de Israëlische autoriteiten. UNOPS maakt zich zorgen over het trage Israëlische goedkeuringsproces. Als die projecten uitgevoerd gaan worden, verwacht UNOPS dat de capaciteit van de grensovergang een knelpunt gaat worden.

Positief in dit verband is dat Israël voornemens is de capaciteit bij Kerem Shalom uit te breiden. Op korte termijn kan nog winst geboekt worden door bijvoorbeeld de overgang langer open te stellen of de laadhoogte te verhogen. Gezien de trend, waarbij het aantal huizen en hoeveelheid bouwmateriaal dat goedgekeurd werd steeds verder toeneemt, is het niet aannemelijk dat de wederopbouw 100 jaar gaat duren, zoals gesuggereerd door OXFAM. Bovendien is de hoeveelheid benodigd materiaal nog niet bepaald omdat de definitieve omvang van de schade en de precieze vraag nog niet zijn vastgesteld.

De EU dringt consequent aan op opening van de grensovergangen van Gaza, voor verkeer van personen en goederen. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met de legitieme veiligheidszorgen van Israël. Nederland zoekt hierbij actief naar werkende oplossingen om deze belangen te verenigen, zoals de containerscanner en de financiering van het GRM.

Vraag 6

In hoeverre en op welke wijze speelt de sluiting van grensovergang bij Rafah door de Egyptische autoriteiten een rol? Klopt het dat deze grensovergang ook voor humanitaire doeleinden gesloten blijft? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot eerder genoemde verplichtingen onder internationaal recht?

Antwoord 6

Op basis van het humanitair oorlogsrecht dient Egypte de snelle en ongehinderde doorgang van humanitaire hulp aan de noodlijdende burgerbevolking van Gaza toe te staan en te vergemakkelijken.

Rafah is uitsluitend bedoeld voor verkeer van personen en niet voor de doorvoer van goederen. Tijdens de afgelopen gevechten heeft Egypte tijdelijk en bij uitzondering de doorvoer van humanitaire goederen toe gestaan. De Egyptische autoriteiten zijn zeer bezorgd over de situatie in de Sinaï en zijn ervan overtuigd dat militanten in de Sinaï steun ontvangen vanuit Gaza. Vanwege die veiligheidszorgen heeft Egypte de maatregelen rond de grens met Gaza drastisch verscherpt en houdt Egypte onder meer Rafah grotendeels gesloten.

Vraag 7

In hoeverre en op welke wijze belemmert de verdeeldheid aan Palestijnse zijde en het uitblijven van het overnemen van het gezag over Gaza door de Palestijnse Autoriteit (PA) het wederopbouwproces?

Antwoord 7

De terugkeer van de Palestijnse Autoriteit is van belang voor het toezicht op de bouwmaterialen in Gaza en functioneren van grensovergangen. Uitblijven van deze terugkeer belemmert verdere opening van Gaza. Het Ministerie voorCivil Affairs zou toezicht houden op het gebruik van geïmporteerde bouwmaterialen, maar mist de capaciteit om dit daadwerkelijk te doen. Het ministerie is echter niet ingegaan op het voorstel van UNOPS om tijdelijk de capaciteit bij het ministerie te versterken. Als gevolg van de onderlinge spanningen tussen Hamas en Fatah is de PA huiverig extra mensen aan te stellen of naar Gaza te sturen vanwege de veiligheidssituatie. De integratie van ambtenaren in Gaza stagneert op de eis van Hamas dat de PA alle ambtenaren die na 2007 zijn aangesteld in dienst neemt. De PA kan uit fiscale overwegingen zich dit niet veroorloven en vreest voor een conflict met donoren. De feitelijke afwezigheid van toezicht door de PA vergroot het risico dat bouwmaterialen voor andere doeleinden worden gebruikt, waarmee het vertrouwen in de werking van het GRM verminderd wordt.

De PA zou een aanjagende rol moeten spelen door projecten ten bate van de wederopbouw bij donoren voor te stellen voor financiering. Tot op heden komt de PA echter met te weinig eigen voorstellen voor uitvoering.

De PA zou ook meer moeten doen om het GRM en de behaalde resultaten bekend te stellen bij de Gazanen, zodat er nog meer gebruik van wordt gemaakt en beter zichtbaar wordt wat er wel gedaan wordt voor de wederopbouw. Nu is daar te weinig over bekend wat het gevoel versterkt dat Gaza in de steek gelaten zou worden.

Vraag 8

Bent u bereid uw zorg over bovenstaande bij de verantwoordelijke regeringen uit te spreken en hen, voor het gedeelte dat aan de respectievelijke staten toe te rekenen is, op hun verplichtingen te wijzen c.q. aan te dringen op spoedige verbetering van de situatie? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u dit bij elk van de verantwoordelijke regeringen zal doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

De situatie wordt opgebracht op politiek en ambtelijk niveau, zoals bij de recente politieke consultaties met Israël en de Palestijnse Autoriteit door de Directeur-Generaal Politieke Zaken en Directeur-Generaal Internationale Samenwerking. Nederland staat daarnaast o.a. via zijn vertegenwoordigingen in Tel Aviv en Ramallah op tal van niveaus in voortdurend contact met de lokale autoriteiten over de zorgen omtrent de situatie in Gaza. Die zorgen worden bilateraal aangekaart, maar ook in VN-, EU-, Kwartet- en Quint-verband.

Vraag 9

Klopt het dat het UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) vorig jaar slechts 48% van de door landen toegezegde bijdragen voor de bezette gebieden heeft ontvangen? Klopt het dat het UN Relief and Works Agency (UNRWA) gestopt is met het assistentieprogramma voor huizenreparaties en huurtoelagen omdat het geen bijdragen van donoren heeft ontvangen?

Antwoord 9

Het humanitaire responsplan (Strategic Response Plan 2014) voor de Palestijnse gebieden was vorig jaar voor 48% gefinancierd. Dit gaat niet specifiek om bijdrages voor OCHA, maar voor alle humanitaire hulporganisaties die in het responsplan opgenomen waren.

In Gaza was UNRWA op 27 januari jl. genoodzaakt de hulp aan vluchtelingen wier huis beschadigd of onbewoonbaar werd tijdens de gevechten op te schorten wegens gebrek aan fondsen.

Vraag 10 en 11

Kun u in een gespecificeerd overzicht aangeven welke individuele landen hun toezeggingen gedaan tijdens de Gaza-conferentie in Cairo in oktober 2014 niet of slechts gedeeltelijk zijn nagekomen?

Bent u bereid deze landen zowel bilateraal als in multilaterale fora aan te spreken op hun verplichtingen en aan te dringen op spoedige nakoming van toegezegde beloften? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u dit zult doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10 en 11

Het kabinet heeft zelf geen gedetailleerd overzicht van alle toezeggingen. De VN stelt dat met name de Arabische donoren achterblijven op het toezeggingen. De ministers van Buitenlandse Zaken van Noorwegen en Egypte hebben, als voorzitters van de donorconferentie, per brief alle deelnemers opgeroepen hun toezeggingen na te leven. Beide landen inventariseren samen met de Wereld Bank wat de donoren tot nu toe gedaan hebben. Het kabinet verwelkomt deze gestructureerde aanpak en zal bij gelegenheid bij achterblijvende landen aandringen op nakoming van de gemaakte beloften. In bilaterale contacten met de belangrijkste donoren vraagt Nederland nadrukkelijk aandacht voor Gaza en de noodzaak na te komen wat is toegezegd.

Naar boven