Vragen van de leden Ypma en Otwin vanDijk (beiden PvdA) aan de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over onduidelijkheid scheiding onderwijs- en zorgbudget voor ernstig gehandicapte kinderen (ingezonden 18 februari 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 25 maart 2015).

Vraag 1

In hoeverre herkent u signalen dat vaak onduidelijkheid bestaat of activiteiten tijdens schooltijd (zorg en ondersteuning) voor ernstig gehandicapte kinderen worden betaald uit het onderwijs- of zorgbudget? In hoeverre herkent u signalen dat ketenpartners (scholen, swv, gemeenten, ZK, verzekeraar en ouders) er onderling niet uitkomen?1 Zo ja, deelt u de mening dat dit een ongewenste ontwikkeling en in strijd met uw beleid is?

Antwoord 1

Het is mij bekend dat er signalen zijn over onduidelijkheden rondom de invulling van zorg en ondersteuning tijdens schooltijd voor kinderen met een ernstige meervoudige beperking. De start van passend onderwijs en de invoering van de Wet langdurige zorg betekenen voor ouders en scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs (het (v)so) verschillende veranderingen als het gaat om het combineren van zorg en onderwijs voor kinderen met ernstige meervoudige beperkingen. Zo zijn de mogelijkheden voor het combineren van onderwijs en zorg voor ernstig meervoudig beperkte kinderen verruimd, nu met de invoering van de Wlz geen standaard-aftrek meer plaatsvindt van zorg voor de tijd dat het kind onderwijs volgt. Omdat bij deze kinderen de behoefte aan zorg aanvullend op de onderwijsondersteuning zo sterk verschilt per kind blijft het van belang dat scholen, zorgpartners en ouders voor elk kind bekijken welke onderwijsondersteuning en zorg er (ook) op school nodig is. Omdat het hier echt om individuele oplossingen gaat stellen wij ondersteuning beschikbaar op regionaal en individueel niveau. Zie daarvoor ook de brief over het combineren van onderwijs en zorg aan leerlingen met ernstige meervoudige beperkingen die Staatssecretaris Dekker en ik op 20 maart jl. naar uw Kamer hebben verzonden.

Vraag 2 en 3

Kunt u precies aangeven waar de scheidslijn zit tussen activiteiten die onder het onderwijsbudget vallen en activiteiten die onder het zorgbudget vallen?

Deelt u de mening dat ouders en scholen niet in een onderhandelingspositie thuishoren rond de financiële afhandeling van zorg, zeker als daardoor de kans bestaat dat het recht op onderwijs voor ernstig gehandicapte kinderen wordt aangetast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit tegen, mede in het licht van uw toezegging tijdens het Algemeen overleg passend onderwijs op 11 december 2014 om de bureaucratie rond deze financiering te vereenvoudigen?

Antwoord 2 en 3

Zowel vanuit de (medische) zorgaanbieders als vanuit het onderwijs is er budget beschikbaar om passende onderwijszorgarrangementen vorm te geven. De scheidslijn ertussen is niet op voorhand precies te trekken omdat de aansluiting tussen zorg en onderwijsondersteuning voor ernstig meervoudig beperkte kinderen individueel maatwerk vereist.

In de Wet langdurige zorg is vastgelegd wat het recht op zorg inhoudt. Wat dit precies betekent wordt uiteindelijk individueel vastgelegd in het Wlz-zorgplan. In de wetgeving passend onderwijs is geregeld welke ondersteuningsbekostiging een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voor een leerling ontvangt. Voor elke leerling met een extra ondersteuningsbehoefte stelt de school in overleg met ouders een ontwikkelingsperspectief voor de leerling op.Wlz-zorgplan en ontwikkelingsperspectief bieden ouders en scholen de ruimte voor overleg over het combineren, op maat van een leerling, van Wlz-zorg en onderwijsondersteuning.

Dit overleg is met name aan de orde bij ernstig meervoudig beperkte leerlingen die meer zorg nodig hebben dan wat onderwijsondersteuning op school kan bieden.

Het overleg tussen ouders en (v)so-school is dan geholpen met een gesprekshandleiding die concreet maakt wat er gemiddeld nodig is aan aanvullende Wlz-zorg in schooltijd, in combinatie met onderwijsondersteuning. Ouders en school kunnen dit als startpunt nemen voor hun overleg. Wat precies aanvullend nodig is vanuit de Wlz kan immers alleen op maat van de zorgbehoefte van de leerling worden vastgesteld, afhankelijk ook van het aantal dagdelen dat het kind onderwijs volgt.

Ouders die met de school en/of de zorgaanbieders in overleg gaan over het combineren van onderwijs en Wlz-zorg voor hun kind, kunnen ook een beroep doen op individuele cliëntondersteuning (via het zorgkantoor) of een beroep doen op advies van een onderwijsconsulent over de onderwijsplaatsing van hun kind.

In de eerder genoemde brief over het combineren van onderwijs en zorg aan leerlingen met ernstige meervoudige beperkingen, staat aangegeven hoe wij het overleg tussen ouders en school over aanvullende zorg vanuit de Wlz nog verder willen faciliteren zodat afspraken over adequate, doorlopende zorg en ondersteuning in de thuis- en schoolsituatie mogelijk zijn.

Vraag 4

Welke consequenties heeft het voor kind en ouders als de school en een gemeente of verzekeraar het niet eens worden over de financiering (of vorm) van zorg die op school aan een kind geleverd wordt? Kan de ultieme consequentie zijn dat wordt afgezien van zorg en/of onderwijs voor het kind? Hoe zorgt u er voor dat ieder kind onderwijs kan volgen, en niet thuis komt te zitten?

Antwoord 4

Als de ouders het niet eens zijn met de geboden plek of de invulling van de onderwijsondersteuning, dan hebben ze een aantal mogelijkheden. Een overzicht hiervan is te vinden op: www.geschillenpassendonderwijs.nl. Ook met betrekking tot de invulling van de zorg kunnen ouders een geschil voorleggen, bijvoorbeeld in een bezwaarprocedure bij de gemeente of het Centrum Indicatiestelling Zorg.

Dit laat overigens onverlet dat in bijzondere gevallen en alleen op initiatief van de ouders vrijstelling van de leerplicht kan worden geven, bijvoorbeeld als een kind op lichamelijke of psychische gronden niet aan het onderwijs kan deelnemen. Dit gebeurt meestal in overleg met de leerplichtambtenaar en de school. Ouders kunnen dan met een verklaring van een arts of andere deskundige een beroep doen op vrijstelling bij de gemeente.

Voor ernstig meervoudig beperkte kinderen blijft verdere ontwikkeling mogelijk, in het kader van de Wlz, door inzet van dagbehandeling en/of -begeleiding bijvoorbeeld vanuit een kinderdagcentrum (KDC).

Vraag 5

Wat zijn de consequenties als een school voor speciaal onderwijs het met samenwerkingsverbanden niet eens wordt over de financiering (of vorm) van zorg die op school aan een kind geleverd wordt? Kan de ultieme consequentie zijn dat wordt afgezien van zorg en/of onderwijs voor het kind? Hoe zorgt u er voor dat ieder kind onderwijs kan volgen en niet thuis komt te zitten?

Antwoord 5

Het uitgangspunt is dat leerlingen met een ernstige beperking naar school kunnen, als de ouders daarvoor kiezen. De budgetten die in het onderwijs en de zorg beschikbaar zijn, bieden daarvoor de ruimte. Voor (v)so-scholen met ernstig meervoudig beperkte leerlingen is het beroep op de zwaarste categorie onderwijsondersteuning vereenvoudigd. Een school voor speciaal onderwijs ontvangt voor elke leerling met ernstige meervoudige beperkingen ca. € 26.000 per schooljaar. In de Wlz leidt onderwijs niet langer tot een standaard aftrek van zorg. Dit is nader toegelicht in eerdergenoemde brief over het combineren van onderwijs en zorg aan leerlingen met ernstige meervoudige beperkingen. Daarin wordt ook gewezen op ondersteuningsmogelijkheden, zoals een expertteam, voor ouders en scholen die het overleg over de inzet van zorg op school lastig vinden. Als dat overleg niet leidt tot een passende oplossing, kunnen de ouders om een oordeel vragen van de landelijke geschillencommissie passend onderwijs over de toelating of verwijdering van hun kind of over het door de school opgestelde ontwikkelingsperspectief voor hun kind.

Vraag 6

Deelt u de mening dat veranderingen in de zorg en het onderwijs nooit ten koste mogen gaan van de zorg die een kind buiten onderwijstijd ontvangt?

Antwoord 6

De nieuwe zorgstelsels voorzien erin dat een kind passende ondersteuning en zorg kan ontvangen waar dat nodig is, thuis en op school.

Met de invoering van de Wlz is geregeld dat onderwijs niet langer standaard een aftrek van dagbesteding en de daarmee samenhangende zorgbekostiging betekent. Per kind kan dit betekenen, in geval ouders kiezen voor een pgb, dat er als trekkingsrecht jaarlijks € 15.000 tot € 20.000 meer beschikbaar is om Wlz-zorg te contracteren. Hiervan kan een deel ook worden ingezet voor Wlz-zorg op school. Wel is het van belang dat ouders, zorgkantoor en school afspraken over aanvullende Wlz-zorg tijdens onderwijs opnemen in het Wlz-zorgplan van een kind.

Vraag 7

In hoeverre klopt het dat zorg die Ernstig Meervoudig Beperkte kinderen op school ontvangen vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) betaald moet worden? Kunt u aangeven uit welk budget dit bedrag vóór 1/8/2014 werd betaald? Waar is dit budget nu gebleven? Kunt u garanderen dat, als zorg op school uit de Wlz wordt betaald, dit nooit mag leiden tot een korting op het zorgbudget dat het kind voor de thuissituatie ontvangt?

Antwoord 7

Naar verwachting zullen de meeste kinderen met een ernstige meervoudige beperking onder de Wlz gaan vallen. Een kind dat een Wlz-indicatie ontvangt, heeft het recht op een samenhangend en integraal pakket aan zorg waarop hij redelijkerwijs is aangewezen in verband met zijn ziektes, aandoeningen of beperkingen. Thuis en op school. Dit recht op zorg wordt als Wlz-zorgprofiel vastgesteld, ongeacht de onderwijsdeelname van een kind. Ouders en school kunnen dit als startpunt nemen voor hun overleg om vast te stellen welke zorg op school dan aanvullend nog nodig is vanuit de Wlz, gegeven de mogelijkheden die het Wlz-zorgprofiel van het kind hiervoor biedt. Wat precies aanvullend nodig is vanuit de Wlz kan immers alleen op maat van de zorgbehoefte van het kind worden vastgesteld, afhankelijk ook van het aantal dagdelen onderwijs, en wordt begrensd door wat voor het kind is geïndiceerd als diens recht op Wlz-zorg.

Voor 1 januari 2015 was het recht op zorg onderdeel van het AWBZ-budget. Dit budget is herverdeeld over de nieuwe zorgstelsels zoals die gelden vanaf 1 januari 2015 (Jeugdwet, Zorgverzekeringswet, Wlz, Wmo2015). Zie ook ons antwoord op vraag 6.

Vraag 8

Kunt u garanderen dat ouders voldoende dagbesteding/begeleiding overhouden om aanspraak op te kunnen maken tijdens de elf weken schoolvakantie, ook als ouders de Wlz-zorg op school uit hun kindgebonden budget betalen? Zo ja, hoe is dat geregeld? Zo nee, bent u voornemens dagdelen toe te voegen aan alle schoolgaande Wlz-kinderen, zodat zij op adequate manier vakantie en naschoolse opvang kunnen financieren? Is een additionele toeslag bij het persoonsgebonden budget een mogelijke oplossing, bijvoorbeeld een Zorg Onderwijs Toeslag die door het Zorginstituut Nederland kan worden afgenomen bij de zorginstelling waarmee de school samenwerkt?

Antwoord 8

Het is aan de ouders van een kind met een Wlz-indicatie om een keuze te maken voor de leveringswijze van de zorg, in natura of via een persoonsgebonden budget. En om, bij een persoonsgebonden budget, op grond van het trekkingsrecht te bepalen welke zorg daarmee gecontracteerd wordt. Zoals gezegd is het recht op Wlz-zorg wettelijk vastgelegd als een samenhangend en integraal pakket, in termen van een door het CIZ te indiceren Wlz-zorgprofiel. Dit biedt de beoogde ruimte aan ouders en zorgaanbieders om in hun overleg over het zorgplan de noodzakelijke zorg vast te stellen. Nu het recht op zorg losstaat van (wel of geen) onderwijsdeelname van een kind is het toevoegen van dagdelen of additionele toeslagen in verband met schoolvakanties of naschoolse opvang niet aan de orde. Met het vervallen van de voorliggendheid van onderwijs op Wlz-zorg is er bovendien meer ruimte om zorg te organiseren, bijvoorbeeld voor inzet op school of in de vakantieperiode.

Zie verder het antwoord op vraag 6.

Vraag 9

Bent u ervan op de hoogte dat de onderwijsinspectie volgens haar onderwijsverslag 2012/2013 (p. 152) voornemens was in 2014 onderzoek te doen naar de vraag hoe scholen omgaan met kinderen met een meervoudige handicap en de benodigde onderwijszorg arrangementen? Kunt u aangeven of dit onderzoek heeft plaatsgevonden? Zo ja, kunt u de uitkomsten met de Kamer delen? Zo nee, wilt u dit onderzoek alsnog laten uitvoeren?

Antwoord 9

Daar ben ik van op de hoogte. In het jaarwerkplan 2014 is opgenomen dat de onderwijsinspectie onderzoek zou doen naar de dossiers van meervoudig gehandicapten in cluster 2 en 3 (cluster 4 kent geen meervoudig gehandicapten en cluster 1 kent een eigen systematiek)2. De uitkomsten van het onderzoek worden gepubliceerd in het onderwijsverslag dat half april 2015 gepubliceerd wordt.

Vraag 10

Is er een efficiënte manier te bedenken om de € 10 miljoen die voorheen via het compensatiefonds beschikbaar was voor zorg op school, weer terecht te laten komen bij de juiste doelgroep? Bent u bereid te onderzoeken of zorggeld geoormerkt kan worden bij samenwerkingsverbanden en gekoppeld kan worden aan de teldatum voor scholen?

Antwoord 10

De Regeling compensatiemiddelen AWBZ is ingesteld ter compensatie van de «Pakketmaatregel AWBZ» uit 2009 die het beroep op de AWBZ beperkte en ook gevolgen had voor de mogelijkheden van de inzet van deze zorg op reguliere- en speciale scholen (met name de inzet van begeleiding). Scholen konden een beroep doen op deze middelen voor leerlingen voor wie de beschikbare zorg en onderwijsondersteuning niet toereikend was.

In de praktijk bleken de middelen zeer verschillend te worden ingezet. Niet alleen voor de leerlingen voor wie de «Pakketmaatregel AWBZ» directe gevolgen had, maar onder andere ook voor leerlingen met ernstige meervoudige beperkingen. Met de invoering van de wetgeving passend onderwijs op 1 augustus 2014 zijn de compensatiemiddelen AWBZ toegevoegd aan de ondersteuningsmiddelen die zijn toegekend aan de samenwerkingsverbanden. Uit de ondersteuningsbekostiging moeten samenwerkingsverbanden voor alle leerlingen op de scholen in de regio zorgen voor een passend onderwijsprogramma, ook voor leerlingen met ernstige meervoudige beperkingen.

Het gesprek over de inzet van extra zorg tussen samenwerkingsverbanden en scholen verloopt soms moeizaam. Daarom is besloten een deel van de middelen weg te halen bij de samenwerkingsverbanden. Er wordt een regeling opgesteld op basis waarvan (v)so-scholen een aanvraag kunnen indienen voor een aantal extra uren onderwijs per week. De inzet is dat de nieuwe regeling vanaf het komende schooljaar, 2015–2016, beschikbaar is.

De omvang van het budget wordt bepaald op basis van het bedrag dat van de € 10 miljoen naar de ernstig meervoudig beperkte leerlingen ging. Naar schatting gaat het om een bedrag tussen de € 6 en € 8 miljoen.

Vraag 11

Heeft u signalen ontvangen dat de gecombineerde financiering van onderwijsondersteuning en zorg ertoe leidt dat het recht op onderwijs na het 16e levensjaar niet meer benut kan worden, dan wel omdat er geen verplichting tot startkwalificatie is, dan wel omdat gemeenten het leerlingenvervoer niet meer vergoeden? Zo nee, kunt u garanderen dat de schoolloopbaan van ernstig gehandicapte kinderen nooit noodgedwongen wordt afgebroken na het 16e levensjaar? Zo ja, deelt u de mening dat dit een ongewenste ontwikkeling is, en strijdig met uw beleid? Hoe gaat u deze ongewenste ontwikkeling keren?

Antwoord 11

Uitgangspunt is om het moment van uitstromen te bepalen op basis van de inhoudelijke ontwikkeling van een leerling. In het ontwikkelingsperspectief geeft de school aan waar met de leerling naartoe wordt gewerkt. Op basis daarvan wordt in overleg met de leerling, ouders en gemeenten besproken hoe en wanneer de overgang naar dagbesteding of een ander vervolg wordt vormgegeven. Voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs is het mogelijk om met een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband eventueel tot hun 20ste jaar onderwijs te volgen, als dit het beste past bij de ontwikkelingsmogelijkheden van de jongere. Omdat de behoeften en mogelijkheden per jongere kunnen verschillen, is ook hier maatwerk nodig.

De PO-Raad, VO-raad en MBO Raad hebben in 2014 een richtlijn opgesteld waarmee samenwerkingsverbanden en ouders met zo min mogelijk administratieve en procedurele belasting ernstig meervoudig beperkte leerlingen op een passende school kunnen plaatsen. Bij de komende evaluatie van deze richtlijn wordt ook de uitstroomprocedure geëvalueerd.


X Noot
1

Persoonlijke communicatie, werkbezoek aan de Emiliusschool en gesprek met BOSK

X Noot
2

Het (voortgezet) speciaal onderwijs is verdeeld in vier clusters met de volgende indeling:

Cluster 1: onderwijs aan kinderen met een visuele beperking

Cluster 2: onderwijs aan kinderen met een auditieve of communicatieve beperking

Cluster 3: onderwijs aan kinderen met een lichamelijke handicap of zeer moeilijk lerende kinderen

Cluster 4: onderwijs aan kinderen met een psychiatrische stoornis of gedragsproblemen

Naar boven