Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over
agenten die hun eigen DNA niet willen afstaan (ingezonden 16 februari 2015).
Antwoord van Minister Blok (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 17 maart 2015). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1551.
Vraag 1
Kent u het bericht: «Agenten weigeren DNA af te staan»?1
Vraag 2, 3 en 9
Is het waar dat circa 300 agenten weigeren hun DNA af te staan voor de eliminatiedatabank
van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)? Zo nee, wat is er dan niet waar en
om hoeveel agenten gaat het wel?
Waaruit bestaan de gewetensbezwaren van de agenten die weigeren hun DNA materiaal
af te staan?
Welke pogingen heeft u met de korpsleiding van de nationale politie ondernomen om
de rechercheurs die weigeren DNA af te staan te overtuigen alsnog hun DNA af te staan?
Antwoord 2, 3 en 9
Op dit moment nemen 949 medewerkers deel aan de eliminatiedatabank. Dit aantal groeit
nog altijd. Circa 300 medewerkers hebben nog geen DNA afgestaan. Bekend is dat er
medewerkers zijn die bezwaren hebben die zien op het zorgvuldig omgaan met het DNA-materiaal
en met hun persoonlijke gegevens. Velen van hen hebben aangegeven bereid te zijn DNA
af te staan, zodra er één eenduidig privacyreglement is. Onlangs is dit privacyreglement
vastgesteld door de korpschef. Dat betekent dat er nu een uniforme regeling is die
op zorgvuldige wijze de aanmelding, opname in het eliminatiebestand, afhandeling bij
het eventueel aantreffen van een match en verwijdering uit het bestand na beëindiging
van dienstverband regelt.
Op basis van het nieuwe privacyreglement worden alle betreffende medewerkers die nog
geen DNA hebben afgestaan actief door de eigen leidinggevenden benaderd met de vraag
of zij alsnog medewerking willen verlenen. Ik heb er vertrouwen in dat dit reglement
de bezwaren grotendeels zal wegnemen en dat nagenoeg alle resterende medewerkers hierdoor
aan de eliminatiedatabank zullen gaan deelnemen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het afstaan van DNA-materiaal door agenten voorkomt dat een
strafrechtelijk onderzoek wordt vertraagd vanwege de vervuiling van het onderzoek
met DNA-materiaal van een agent die zijn DNA-materiaal niet eerder heeft afgestaan?
Zo ja, wat kunt u doen om te bevorderen dat agenten hun DNA afstaan? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Het niet deelnemen aan de DNA-eliminatiedatabank kan zorgen voor vervuiling van het
sporenonderzoek. Dit kan zorgen voor verwarring, valse verwachtingen over de resultaten
van het onderzoek en in sommige gevallen voor vertraging. Ik verwijs verder naar het
antwoord op vragen 2, 3 en 9.
Vraag 5
Deelt u de mening dat zeker voor forensisch rechercheurs die te maken krijgen met
DNA-materiaal tijdens een onderzoek, het afstaan van eigen DNA materiaal essentieel
is voor het goed kunnen functioneren van die rechercheurs? Zo ja, waarom? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Ik vind het van belang dat medewerkers zoveel mogelijk deelnemen aan de DNA-eliminatiedatabank,
om vervuiling van het sporenonderzoek zoveel mogelijk te voorkomen. Het al dan niet
deelnemen aan de eliminatiedatabank zegt echter niets over het functioneren van een
rechercheur.
Vraag 6, 7, 8 en 10
Op grond van welke regel of overweging staan agenten hun DNA-materiaal voor de eliminatiedatabank
af?
Op grond van welke regel of overweging mogen agenten weigeren hun DNA-materiaal voor
de eliminatiedatabank af te staan? Wie moet beoordelen of gewetensbezwaren erkend
moeten worden?
Deelt u de mening dat ondanks dat het gaat om persoonlijke, gevoelige informatie,
het belang van het onderzoek boven dat persoonlijke belang moet gaan van de forensisch
rechercheur die beroepsmatig met sporenonderzoek bezig is?
Bent u voornemens om het afstaan van DNA door forensisch rechercheurs te gaan verplichten?
Zo ja, op welke termijn gaat u dat doen en welke gevolgen zal het niet afstaan van
DNA gaan hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6, 7, 8 en 10
Uit het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, neergelegd in artikel 11 van de
Grondwet, wordt afgeleid dat de afname van DNA-materiaal slechts met uitdrukkelijke
toestemming van de medewerker mag plaatsvinden. Daarom vindt deelname aan de eliminatiedatabank
op vrijwillige basis plaats. Ik heb er vertrouwen in dat met de maatregelen die ik
heb beschreven in antwoord op vragen 2, 3 en 9 nagenoeg alle resterende medewerkers
aan de eliminatiedatabank zullen gaan deelnemen. Nadere maatregelen acht ik op dit
moment dan ook niet nodig.