Vragen van de leden Smaling en Ulenbelt (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de brand in Roermond van 16 december, waarbij asbest is vrijgekomen (ingezonden 19 december 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 30 januari 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1011.

Vraag 1

Hoe beoordeelt u het handelen van de hulpdiensten direct na de brand en de dagen erna?

Antwoord 1

Naar het oordeel van de Veiligheidsregio Limburg-Noord hebben de hulpdiensten adequaat gehandeld. De Veiligheidsregio heeft inmiddels een tweetal evaluaties in gang gezet, een operationele evaluatie en een bestuurlijke evaluatie.

De bestuurlijke evaluatie wordt in een gezamenlijke opdracht van gemeente Roermond en de Veiligheidsregio Limburg-Noord gegeven aan een extern bureau. De bestuurlijke evaluatie omvat zowel de acute fase als de nazorgfase.

De Inspectie Veiligheid en Justitie wordt in de gelegenheid gesteld om extra vragen toe te voegen aan de (door externen) uit te voeren evaluaties.

Vraag 2

Waarom droegen de hulpdiensten geen beschermende kleding en mondkapjes tijdens het afspuiten van mogelijk met asbestdeeltjes vervuilde auto’s?

Antwoord 2

Het brandweerpersoneel dat de ontsmetting verzorgde, heeft steeds beschermende kleding gedragen. Aanvankelijk (gedurende de eerste nachtelijke uren) heeft men daarbij geen mondkapjes gedragen. Dat gebeurde op basis van de inschatting van de operationele leiding dat het risico op asbestdeeltjes in de lucht minimaal was, gegeven de regen en gegeven het feit dat de ontsmetting gebeurde door royaal met water af te spoelen.

In de loop van de ochtend is men, na overleg met de sectie brandweer in het operationeel team, mondkapjes gaan gebruiken.

Vraag 3

Het is nu aan de lokale bestuurders om te beoordelen hoe snel en volgens welke methode een met asbestdeeltjes vervuild terrein schoongemaakt wordt; waarom is er geen apart draaiboek beschikbaar voor rampen waarbij (mogelijk) asbestdeeltjes vrijkomen?

Antwoord 3

Sinds 2006 is de brochure «Plan van aanpak asbestbrand» beschikbaar.1 Deze brochure bevat onder andere een stappenplan voor de maatregelen die genomen dienen te worden bij een asbestbrand. Het plan van aanpak wordt momenteel geactualiseerd door het Instituut Fysieke Veiligheid.

Vraag 4

Vindt u dat er een plan moet komen om Nederland zo snel mogelijk systematisch asbestvrij te maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Het beleid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is erop gericht om blootstelling aan asbestvezels te voorkomen. Onderdeel van dit beleid is het voorgenomen verbod op asbestdaken per 2024, mede gezien de risico’s bij incidenten zoals in Roermond (zie antwoord 4 bij de vragen van het lid Cegerek). In de afgelopen jaren zijn de particuliere asbestwegen in de omgeving van de asbestfabrieken in Harderwijk en Hof van Twente gesaneerd. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu levert een financiële bijdrage aan de bodemsaneringen (asbest) in Overijssel.

Bij asbest in gebouwen is meestal sprake van hechtgebonden asbest; het zit vast in ander materiaal. Het asbest wordt pas gevaarlijk als het vrij komt. Het bewerken van asbest is verboden en het verwijderen van asbest is aan strenge regels gebonden. Bij de renovatie of sloop van gebouwen van voor 1994 is een asbestinventarisatie verplicht. De verwijdering van asbest dient in bijna alle gevallen door een gecertificeerd bedrijf te worden uitgevoerd.

Het beleid is er aldus op gericht om de risico’s daar aan te pakken, waar ze ook werkelijk zijn. Dit risicogerichte beleid zal ik voortzetten.

Naar boven