Vragen van de leden Beertema en De Graaf (beiden PVV) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Meer studenten voor omstreden Islamitische Universiteit» (ingezonden 22 september 2014).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 23 januari 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 340.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Meer studenten voor omstreden Islamitische Universiteit»?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aangeven hoeveel studenten in totaal zijn afgestudeerd sinds de oprichting van de Islamitische Universiteit Rotterdam?

Antwoord 2

Er zijn 27 bachelorstudenten en 11 masterstudenten afgestudeerd.

Vraag 3

Ontvangen deze studenten een tegemoetkoming in de studiekosten, een studielening en/of een ov-jaarkaart? Zo nee, kunt u uitsluiten dat niet werkende studenten naast hun studie een uitkering ontvangen?

Antwoord 3

Ja, studenten die zich voor een geaccrediteerde bacheloropleiding inschrijven hebben aanspraak op studiefinanciering, inclusief de OV-studentenkaart.

Vraag 4

Wanneer verwacht u een wetsvoorstel aan de Kamer te zenden waarin «maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef» ook van toepassing wordt op niet-bekostigde onderwijsinstellingen?

Antwoord 4

Dit wetsvoorstel heb ik toegezegd, de uitwerking is in gang gezet. Zowel de definitie van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef als de vertaling daarvan in wetgeving is echter complex en vraagt meer tijd dan voorzien. Het is belangrijk om de wijziging zo te formuleren dat het beoogde doel wordt bereikt maar tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van onderwijs en de academische vrijheid. Ik streef ernaar het wetsvoorstel medio 2015 bij de Raad van State aanhangig te maken.

Vraag 5

Bent u bereid (buitenlandse) financiering van de Islamitische Universiteit Rotterdam via het netwerk van rector A. A. te onderzoeken, deze in kaart te brengen en te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Op dit moment wordt er onderzoek gedaan naar de financiële steunverlening naar de IUR. Dit gebeurt in het kader van een breder onderzoek naar financiële steunverlening aan Nederlandse moskeeverenigingen en andere organisaties in Nederland vanuit onvrije landen dat momenteel door het WODC uitgevoerd wordt in het kader van de motie Segers cs. Deze motie verzoekt de regering de omvang en de aard van deze financiële steun in kaart te brengen omdat het onwenselijk is als daarbij sprake is van een ideologische agenda die haaks staat op fundamentele vrijheden in Nederland. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2015 aan uw Kamer gestuurd. Belangrijker vind ik echter of er signalen zijn van buitenlandse inmenging in het onderwijs. Dit is een aandachtspunt voor de gesprekken tussen de IUR en de inspectie.

Zoals ik daarnaast in mijn brief van 7 maart jl. aangaf, zijn er strikte afspraken gemaakt tussen het College van Bestuur en de Raad van Toezicht van de IUR, inhoudende dat de IUR geen financiering van buitenlandse staten accepteert. De financiering is voor een groot deel afhankelijk van persoonlijke netwerken waaronder dat van de rector. Dit vind ik een punt van aandacht voor de Raad van Toezicht.

Vraag 6

Bent u bekend met het feit dat rector A. A. wederom in opspraak is geraakt door enkele Turks-Nederlandse kandidaten voor het Europees parlement uit te maken voor «landverraders»?

Antwoord 6

Ik ben bekend met het bericht dat de rector van de IUR op Facebook heeft geplaatst over de Europese parlementsverkiezingen. Mede naar aanleiding hiervan heeft de Inspectie van het Onderwijs gesproken met het voltallige College van Bestuur van de IUR en een lid van de Raad van Toezicht. Van de zijde van de Inspectie is met klem benadrukt dat de afspraak, die na het vorige incident is gemaakt, helder is: de rector zal geen uitspraken meer doen die maatschappelijke commotie veroorzaken. De rector dient zich te realiseren dat zijn uitlatingen gezien de maatschappelijke context grote impact kunnen hebben en zorgvuldigheid dus vereist is. Dat heeft hij onvoldoende gedaan. Daarmee is de aangehaalde afspraak wat mij betreft geschonden.

Vraag 7

Deelt u de mening dat de belofte van de Islamitische Universiteit Rotterdam dat de rector geen uitspraken meer zal doen die maatschappelijke commotie veroorzaken hiermee geschonden is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Ja, zie mijn antwoord op vraag 6.

Vraag 8

Bent u van plan op basis hiervan het vertrouwen in de rector alsmede het volledige bestuur van de Islamitische Universiteit Rotterdam op te zeggen, hen te verzoeken hun functies neer te leggen en de accreditatie van de instelling in te trekken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Mijn vertrouwen in het bestuur van de Islamitische Universiteit Rotterdam is beschaamd. Mijn juridische mogelijkheden om in te grijpen zijn beperkt daar het gaat om een niet-bekostigde instellingen. Op dit moment lopen er, mede op mijn verzoek, twee acties.

  • 1) Ik heb de Inspectie gevraagd om over te gaan tot wat in de praktijk neerkomt op verscherpt toezicht. Dit krijgt de vorm van ten minste twee instellingsbezoeken in 2015. Daarbij wordt in elk geval met de Raad van Toezicht en het College van Bestuur van de IUR apart gesproken over de voortgang, de genomen maatregelen en de voorgenomen veranderingen en verbeteringen.

  • 2) De NVAO heeft een reguliere taak ten aanzien van de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs. In het kader van deze taak vindt onderzoek plaats naar de opleidingen aan deze instelling. Dat zal op de volgende manier zijn beslag krijgen:

    • De masteropleiding Islamitisch Geestelijk Verzorger wordt in maart of april 2015 gevisiteerd.

    • Samen met de beoordeling van de masteropleiding zal er een tussentijdse beoordeling (midterm review) plaatsvinden van de bacheloropleiding Islamitische Theologie.

    • De NVAO zal het beoordelingspanel vragen in de midterm review van de bacheloropleiding en de visitatie van de masteropleiding specifiek en voor elke opleiding apart aandacht besteden aan de manier waarop de visie van de Islamitische Universiteit Rotterdam inzake burgerschap en sociale integratie in de praktijk van het onderwijs gestalte krijgt.

    • Indien de NVAO op grond van de rapportages van het beoordelingspanel constateert dat studenten de leeromgeving in fysiek of gevoelsmatig opzicht met rede als onveilig ervaren en dat daardoor de kwaliteit van het onderwijs op enigerlei wijze in de knel komt, zal de NVAO dat meewegen in het oordeel over de opleiding. Wanneer de bevindingen ernstig en aantoonbaar zijn, kan de NVAO besluiten tot een negatief oordeel over de betreffende onderdelen van het kader en over de opleiding als geheel.

    • De NVAO volgt in het geval van een eindoordeel onvoldoende voor de gehele opleiding de reguliere werkwijze: indien herstel mogelijk wordt geacht door het panel, kent zij een herstelperiode toe. Wanneer het panel herstel op korte termijn niet mogelijk acht, volgt een negatief besluit. Ook als standaard 2 (onderwijsleeromgeving) van het kader voor de beperkte opleidingsbeoordeling als onvoldoende is beoordeeld, maar het gerealiseerde eindniveau positief is, kan dit leiden tot een negatief besluit of – wanneer het panel herstel op korte termijn mogelijk acht – tot een herstelperiode

Mocht een van deze lopende onderzoeken mij de aanleiding geven om in te grijpen, zal ik niet aarzelen dat te doen. Zoals gemeld zal de visitatie van zowel de master als de bachelor in maart of april 2015 plaatsvinden.

De voorvallen bij IUR zijn voor mij aanleiding om met wetgeving te komen waarmee ook het niet-bekostigde hoger onderwijs de opdracht krijgt maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef aan studenten bij te brengen. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel medio 2015 bij de Raad van State aanhangig te maken.

Naar boven