Vragen van de leden Bontes en Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister-President over het bericht «Rechter geeft AD gelijk in zaak topambtenaar Demmink» (ingezonden 18 december 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 22 januari 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1003.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Rechter geeft AD gelijk in zaak topambtenaar Demmink»1

Antwoord 1

Ja. De uitspraak waarin de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2014 heeft bepaald dat de desbetreffende publicaties van het Algemeen Dagblad niet onrechtmatig zijn, is mij bekend. De rechtbank heeft overwogen dat de belangen van het Algemeen Dagblad bij deze publicaties over dit onderwerp van maatschappelijk belang zwaarder moeten wegen dan die van oud-secretaris-generaal van mijn departement bij het achterwege laten hiervan.

Vraag 2 t/m 8

Bent u voornemens de proceskosten voor deze zaak te laten betalen door het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Zo ja, om welk bedrag zal dit gaan?

In hoeverre zal het Ministerie van Veiligheid en Justitie aanvullende kosten voor deze zaak betalen, mocht de heer Demmink besluiten in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak?

Deelt u de mening dat de proceskosten en de eventuele toekomstige kosten voor deze zaak voor de rekening van de heer Demmink zelf moeten komen? Zo nee, waarom niet?

In welke mate steunt u de heer Demmink nog steeds volledig bij het treffen van rechtsmaatregelen tegen de publicaties, zoals u in hierboven aangehaalde Kamerbrieven heeft aangegeven?

In hoeverre kan worden geconcludeerd dat de uitkomst van de eerdere onderzoeken van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Rijksrecherche en het Openbaar Ministerie onjuist zijn geweest?

Heeft één van deze organisaties inmiddels deugdelijk onderzoek gedaan naar de aantijgingen die in de artikelen van het Algemeen Dagblad zijn geuit?

Bent u, gezien de uitspraak van de rechter, bereid om alsnog grondig onderzoek te laten doen naar de beschuldigingen uit de publicatie in het Algemeen Dagblad? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 t/m 8

Het Openbaar Ministerie heeft mij bevestigd dat er – naast het strafrechtelijke onderzoek dat in opdracht van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch wordt uitgevoerd – ook onderzoek wordt gedaan naar andere beschuldigingen aan het adres van de voormalige secretaris-generaal. Alle relevante feiten worden door het Openbaar Ministerie meegenomen in dat onderzoek. Tegen die achtergrond zal ik mij dan ook onthouden van het geven van een inhoudelijk oordeel ten aanzien van enig onderzoek naar de voormalige secretaris-generaal van mijn ministerie.

Ik heb de voormalige secretaris-generaal van mijn departement, naar aanleiding van de beschikking van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 januari 2014 medegedeeld dat, indien in de procedure tegen het Algemeen Dagblad zou komen vast te staan de dat de jegens hem geuite beschuldigingen gegrond zijn, ik mij- afhankelijk van de feiten en omstandigheden die daarbij van belang zijn – het recht voorbehoudt om tot terugvordering over te gaan.

Deze situatie doet zich niet voor. Daarbij is van belang dat de rechtbank, zoals de rechtbank zelf in het persbericht bij de uitspraak uitdrukkelijk heeft gesteld, zich niet heeft gebogen over de vraag of de door het Algemeen Dagblad gestelde gebeurtenissen echt hebben plaatsgevonden.

Naar aanleiding van de beschikking van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heb ik betrokkene gemeld dat, indien hij appel zou wensen in te stellen tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam in de civiele procedure tegen het Algemeen Dagblad en hij vergoeding van de kosten zou wensen, ik mij daarover uitdrukkelijk zou beraden.

Naar boven