Vragen van de leden Van Veen en Ten Broeke (beiden VVD) aan de Minister van Economische
Zaken over het artikel «Twentse bedrijven op weg naar Duitse grond» (ingezonden 5 december
2014).
Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 21 januari 2015)
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Twentse bedrijven op weg naar Duitse grond»?1
Vraag 2, 3, 4 en 8
Is het waar dat alleen dit jaar al zes Twentse bedrijven naar Gildehaus zijn verhuisd
of daar hebben uitgebreid en dat het erop lijkt dat meerdere Twentse en Achterhoekse
bedrijven naar Duitsland zullen verhuizen?
Wat zegt dit bericht over het Nederlandse investerings- en vestigingsklimaat?
Herkent u de ontwikkeling dat Nederlandse bedrijven in de grensregio’s aan de andere
kant van de grens gaan investeren? Zo ja, welke signalen heeft u daarover ontvangen?
Welke gevolgen heeft het voor de werkgelegenheid in Nederland?
Bent u bereid om in kaart te brengen hoe het Nederlandse vestigingsklimaat in de grensregio’s
verschilt van Duitsland en België en daarbij de verschillen te duiden?
Antwoord 2, 3, 4 en 8
Zie mijn brief van 20 januari 2015 (Kamerstuk 32 637, nr. 164) over het vestigingsklimaat Twente en de sluiting van de Philips-vestiging in Emmen.
Vraag 5
Wat is het gemiddelde verschil in grondprijs tussen de grensgemeenten in Nederland
en in Duitsland?
Antwoord 5
Grondprijzen worden mede door de markt bepaald; ze hangen o.a. samen met de economische
ontwikkeling van de regio, de aanwezige fysieke en digitale infrastructuur, beschikbaarheid
van arbeid en verkopersbelangen. De situatie verschilt sterk per regio. De grondprijzen
kunnen in Duitsland significant, circa factor 5/6 oftewel 80–130 euro per m2, lager zijn ten opzichte van de regio Twente/Achterhoek.
Vraag 6
Is bekend hoeveel internationale bedrijven Duitsland als vestigingslocatie verkiezen
boven Nederland en waarom?
Antwoord 6
Over 2013 is van zes projecten bekend dat Duitsland boven Nederland is verkozen.2 In twee gevallen betrof het bedrijven die al een link met Duitsland hadden, in twee
gevallen gaf de Duitse afzetmarkt de doorslag, in één geval speelden lagere kosten
(een combinatie van energie-, arbeids-, grondkosten en kosten voor levensonderhoud)
een rol en in één geval was het acquisitietraject met Duitsland al te ver doorlopen
om alsnog de keuze voor Nederland te maken.
Vraag 7
Benaderen Nederlandse ambtenaren ook Duitse en Belgische bedrijven over de grens met
het aanbod om zich in Nederland te komen vestigen, net zoals het Duitse Bundesamt
Nederlandse bedrijven benadert met aantrekkelijke voorwaarden?
Antwoord 7
Nee, er is geen actieve ambtelijke lobby om Duitse bedrijven naar Nederland te lokken.
Verzoeken van Duitse bedrijven die zich oriënteren om zich in Nederland te vestigen
worden uiteraard wel opgepakt. De NFIA richt zich bijvoorbeeld op de acquisitie van
buitenlandse bedrijven en investeerders in Nederland. Ook de participatie-activiteiten
van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen hebben buitenlandse ondernemers in het
vizier.
Vraag 9
Wat is de rol van de regionale steunkaart in het aantrekken van bedrijven?
Antwoord 9
De regionale steunkaart maakt het mogelijk om in enkele vooraf aangewezen gebieden,
waaronder de Achterhoek, beperkte staatssteun te geven. De regio’s die zijn aangewezen
op de steunkaart kunnen op basis van de kaart zelf een regeling opstellen, die een
extra stimulans is voor bedrijven om zich te vestigen of om zich uit te breiden. De
uitvoering van deze regeling vindt vervolgens decentraal plaats, onder verantwoordelijkheid
van de betreffende provincie of gemeente. Een goed voorbeeld is de subsidieregeling
Regionale Investeringssteun Groningen, ten behoeve van ondernemingen in vooral het
Eemsdelta-gebied.
X Noot
1«Twentse bedrijven op weg naar Duitse grond», Tubantia (29 november 2014)