Vragen van het lid Potters (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het kabinetsstandpunt ratificatie ILO verdrag 170 (ingezonden 24 december 2013).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 21 januari 2014).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 mei 2012?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

In hoeverre staat u nog steeds achter het onderzoek door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat in deze brief wordt genoemd en waar uit blijkt dat ratificatie van dit verdrag kan leiden tot een lastenverzwaring van tientallen euro’s per order voor een bedrijf?

Antwoord 2

In de door u bovengenoemde brief van 9 mei 2012 is inderdaad het bedoelde RIVM onderzoek vermeld. Mede op basis van dat onderzoek is indertijd afgezien van ratificatie. Uit nader onderzoek bleek echter dat ratificatie van dit verdrag niet leidt tot een lastenverzwaring voor bedrijven omdat de huidige regelgeving voldoet aan de verplichtingen uit het verdrag. Het SER-advies van 30 september 2013 bevatte dezelfde conclusie. Er is dus geen additionele (Nederlandse) regelgeving nodig. In mijn brief van 18 december 2013 aan de Kamer heb ik dat nader toegelicht.

Vraag 3

Hoe verhoudt dit zich dit tot de brief die u op 18 december 2013 aan de Kamer heeft gestuurd met daarin uw standpunt over het ILO-verdrag 170?

Antwoord 3

Zie mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Bent u nog steeds van mening dat additionele (en overbodige) Europese regelgeving die leidt tot extra lasten voor bedrijven voorkomen moeten worden? Zo ja, hoe valt het gewijzigde kabinetsstandpunt dan uit te leggen?

Antwoord 4

Bij voorstellen voor Europese regelgeving die leiden tot extra lasten voor bedrijven zal altijd heel kritisch gekeken worden naar de meerwaarde van die Europese regelgeving.

Het kabinetsstandpunt met betrekking tot ratificatie van dit verdrag is gewijzigd omdat bij nader inzien bleek dat ratificatie niet leidt tot extra lasten voor bedrijven (zie verder mijn antwoord op vraag2.

Vraag 5

Wat waren de inhoudelijke gronden van de SER om te komen tot een herzien standpunt van het kabinet? In hoeverre bent u bereid deze met de Tweede Kamer te delen?

Antwoord 5

De inhoudelijke gronden van het SER-advies staan in «Ratificatie ILO-verdrag 170» (Advies 13/05 van september 2013) en dit advies is openbaar.

In algemene zin heeft de SER aangegeven dat de huidige Nederlandse regelgeving voldoet aan de verplichtingen van het verdrag (blz 14 en 15 van het advies). Meer specifiek is de SER ingegaan op de verplichtingen van artikelen 12 en 19 van het verdrag (blz 11–14 van het advies). Daarover zegt zij het volgende:

  • de huidige Nederlandse wet- en regelgeving is al in overeenstemming met artikel 12 en met name onderdeel d van het verdrag en er is geen aanpassing nodig van nationale regelgeving.

  • de combinatie van de PIC-verordening (Prior Informed Consent ofwel Verordening (EG) 649/2012) en de REACH verordening (Verordening 1907/2006) dekt de verplichtingen van artikel 19 van het verdrag, zodoende is er geen aanpassing nodig van nationale regelgeving.

Vraag 6

In hoeverre bent u in de toekomst verder bereid om eerder genomen standpunten achteraf te laten terugdraaien door de SER?

Antwoord 6

Adviezen die door de SER worden gegeven, worden door het kabinet altijd worden meegenomen in de te maken beleidskeuzes. Hierbij is het mogelijk dat een eerder ingenomen standpunt wordt bijgesteld.


X Noot
1

Kamerstuk 29 427, nr. 84

X Noot
2

Kamerstuk 29 427, nr. 84

Naar boven