Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het ontmoedigingsbeleid (ingezonden 15 januari 2014).

Antwoord van Minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 17 januari 2014).

Vraag 1

Herinnert u zich nog dat u in het Algemeen overleg op 12 december 2013 over de Raad Buitenlandse Zaken toezegde dat u in het verslag van de reis naar Israël en de Palestijnse gebieden in zou gaan op het afzeggen van het bezoek van Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan Mekorot?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat u daar niet op in bent gegaan zowel in uw brief als in de antwoorden op vragen, waarnaar u verwijst in het reisverslag?1

Antwoord 2

Ik verwijs u graag naar de brief aan uw Kamer van 16 januari 2014, met kenmerk 2014.35843, waarin op deze kwestie wordt ingegaan.

Vraag 3

Kunt u aangeven waarom de Nederlandse regering heeft afgezien van het aanwezig zijn bij Mekorot en of zij nog steeds achter dat besluit staat? Herkent u de publiekelijke opmerkingen van Vitens dat ambtenaren van uw Ministerie Vitens erop gewezen hebben dat Mekorot investeert in de nederzettingen en dat dit illegaal zou zijn?

Antwoord 3

Voor de reden voor afzegging van het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Shafdan waterzuiveringsinstallatie verwijs ik u naar de hierboven vermelde brief. Het kabinet herkent zich niet in deze selectieve weergave van de communicatie tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Vitens. Daaraan kan worden toegevoegd dat het kabinet geen bezwaar heeft tegen samenwerking met Mekorot, voor zover die samenwerking betrekking heeft op activiteiten binnen de Groene Lijn of buiten Israël die niet ten gunste van nederzettingen komen. Dit is ook aan Vitens gemeld.

Vraag 4

Vind u de politieke stellingname werkbaar als die betekent dat bedrijven die direct investeren in de nederzettingen ontmoedigd worden, terwijl bedrijven die indirect dit doen door Israëlische partners, niet ontmoedigd worden? Deelt u de mening dat dit voor bedrijven onduidelijkheid oplevert?

Antwoord 4

Het ontmoedigingsbeleid richt zich op activiteiten in nederzettingen, bedrijven in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Dit is in de visie van het kabinet voldoende duidelijk. Mocht een Nederlands bedrijf in een individueel geval hierover vragen hebben, kan het in contact treden met de ambassade in Tel Aviv of met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tevens raadt het kabinet het bedrijf aan het gesprek aan te gaan met het desbetreffende Israëlische bedrijf.

Vraag 5

Hoe verhoudt het ontmoedigingsbeleid van het kabinet zich tot de Oslo-akkoorden aangezien het gezag en beheer over de C-gebieden volgens deze akkoorden toegewezen waren aan Israël totdat er een definitief vredesakkoord zou zijn?

Antwoord 5

Het ontmoedigingsbeleid stoelt op het standpunt dat de Israëlische nederzettingen in bezet gebied in strijd zijn met het internationaal recht, zoals ook bevestigd in het advies van het Internationaal Gerechtshof van 9 juli 2004. De toewijzing van het gezag en beheer over de C-gebieden aan Israël ingevolge de Oslo-akkoorden doet hier niets aan af. Het in artikel 49 van de Vierde Geneefse Conventie (1949) neergelegde verbod op overbrenging van de eigen bevolking naar bezet gebied geldt onverkort voor de staat Israël.

Vraag 6

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg op 16 januari a.s. over de Raad Buitenlandse Zaken?

Antwoord 6

Ja.


X Noot
1

Brief van de Minister voor Buitenlandse Zaken d.d. 20 december 2013 (Kamerstuk 23 432, nr. 357).

Naar boven