Vragen van het lid De Boer (VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over het artikel «Juridische spaghetti rond de Baltic Ace» (ingezonden 16 december 2013).

Antwoord van Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 13 januari 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Juridische spaghetti rond de Baltic Ace»?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Klopt het dat de Nederlandse staat nu opdraait voor de kosten van het opruimen van het wrak van de Baltic Ace? Zo ja, is het ook mogelijk om deze kosten te verhalen op de eigenaar?

Antwoord 2

De Baltic Ace is gezonken in de exclusieve economische zone (EEZ) van Nederland na een aanvaring met de Corvus J. Vanwege de veiligheid van het scheepvaartverkeer en het risico op schade aan het mariene milieu heb ik besloten tot het bergen van de Baltic Ace. De Staat zal als opdrachtgever van de bergingsmaatschappij de kosten van de berging betalen. Er wordt voor deze kosten door de Staat verhaal genomen op de eigenaren van de Baltic Ace en de Corvus J. Het is wel zo dat scheepseigenaren het bedrag waarvoor zij aansprakelijk kunnen worden gehouden kunnen beperken op grond van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976, zoals gewijzigd door het protocol van 1996. Daarom kan slechts een gedeelte van de te verwachten wrakopruimingskosten op de eigenaren van de Baltic Ace en Corvus J worden verhaald.

Vraag 3

Klopt het dat u bezig bent met het zoeken naar mogelijkheden om scheepseigenaren beter aan te pakken na een ongeluk zoals in het artikel wordt vermeld? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer daarover informeren?

Antwoord 3

Het klopt dat ik aan het onderzoeken ben of er mogelijkheden zijn om een groter deel van de kosten voor wrakopruiming te kunnen verhalen op de bij een scheepsramp betrokken partijen, voor die gevallen waarbij het noodzakelijk is dat een scheepswrak om milieu- of veiligheidsredenen wordt geborgen. Dit met als doel dat de uiteindelijke kosten van de wrakberging voor de Staat lager uitvallen. Hierbij moet wel worden bedacht dat de speelruimte als gevolg van internationale verdragen en het internationale karakter van de scheepvaart klein is. Ik verwacht de Kamer in het voorjaar van 2014 hierover nader te kunnen informeren.

Overigens ben ik, samen met de Minister van Veiligheid en Justitie, de parlementaire goedkeuring en implementatie aan het voorbereiden van het internationaal Verdrag van Nairobi inzake het opruimen van wrakken. Dit verdrag, dat op dit moment nog niet in werking is getreden, zorgt ervoor dat Nederlandse schepen en ook buitenlandse schepen die de Nederlandse havens aandoen, verplicht zijn zich te verzekeren voor wrakopruimingskosten, mét de mogelijkheid tot directe vordering van de Staat op de verzekeraar. Met de implementatie van het Verdrag van Nairobi zal de positie van de Staat om (een deel van) de bergingskosten terug te krijgen verstevigd worden. Hierbij moet worden aangetekend dat de verzekeringsplicht niet geldt voor schepen die via de Nederlandse EEZ op doorvaart zijn. Dit is een consequentie van het internationale recht op de vrije scheepvaart. Ik verwacht de goedkeurings- en implementatiewetgeving voor het Verdrag van Nairobi in het derde kwartaal van 2014 aan uw Kamer te kunnen aanbieden.

Vraag 4

Kunt u inzicht geven in de gevolgen van deze juridische strijd voor de havens, rederijen en de Nederlandse staat?

Antwoord 4

De gevolgen voor de bij de ramp met de Baltic Ace betrokken partijen zijn nog niet bekend, want er is nog geen rechterlijke uitspraak of schikking. De bij het antwoord op vraag 3 genoemde implementatie van het Verdrag van Nairobi zal er voor zorgen dat de Staat bij toekomstige rechtszaken steviger staat vanwege het recht op directe vordering op de verzekeraar.


X Noot
1

NRC, 7 december 2013

Naar boven