Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap over het falend onderwijstoezicht op Ibn Ghaldoun (ingezonden 9 december
2013).
Antwoord van Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
16 januari 2013)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Onderwijsinspectie faalde bij toezicht op Ibn Ghaldoun»?1
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB)
dat de onderwijsinspectie pas na de examendiefstal in samenhang naar alle kwesties
rond Ibn Ghaldoun is gaan kijken?
Antwoord 2
In zijn algemeenheid onderschrijf ik de conclusies van de analyse door de inspectie,
het essay van de NSOB en van externe validatie door ABD Topconsult. Achteraf bezien
is de conclusie dat er voldoende toezicht was, maar dat dit te gefragmenteerd was.
Belangrijker is naar mijn mening de conclusie dat het onderzoek van de inspectie van
afgelopen zomer wel alle omstandigheden samenhangend in beeld heeft gebracht en dat
mede daardoor het toezicht van de inspectie rijker en breder wordt.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat bij (zeer) zwakke scholen altijd aandacht zou moeten zijn
voor de samenhang tussen verschillende kwesties? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgdragen?
Op welke termijn wordt de Kamer hierbij betrokken?
Antwoord 3
Met ingang van augustus 2014 zal de inspectie op bestuursniveau oordelen, als er sprake
is van risico’s het gebied van kwaliteit (bij afdelingen), financiën of bij signalen.
Uit die beoordeling kan naar voren komen dat een onderzoek naar het bestuurlijk handelen
gewenst is. In het toezicht op het bestuurlijk handelen heeft de inspectie daarnaast
oog voor de toezichthistorie en de specifieke context waarin het bestuur opereert.
Ik voer met de inspectie geregeld overleg over mogelijk risicovolle situaties op scholen,
zodat er tijdig kan worden ingegrepen wanneer dat nodig is. De inspectie zal daarbij
goed rekening houden met de aansluiting van haar toezicht op mijn interventiemogelijkheden.
Vraag 4
Hoe verklaart u het feit dat de onderwijsinspectie, ondanks constateringen en signalen
van derden, niet eerder heeft ingegrepen bij Ibn Ghaldoun?
Antwoord 4
Tot nu toe was er veel, maar fragmentarisch toezicht op Ibn Ghaldoun, waarbij het
ontbroken heeft aan samenhang in de toezichtactiviteiten. Daarbij is wel steeds overeenkomstig
het toezichtkader en volgens de beslisregels geoordeeld. Door de sterk gestandaardiseerde
werkwijze zijn echter belangrijke aspecten, die geen deel uitmaken van de set van
normindicatoren, te weinig in de beoordeling betrokken. Hierdoor is onder meer de
context waarin Ibn Ghaldoun opereerde en de toezichthistorie onvoldoende meegewogen.
Elke nieuwe bestuurder en schoolleider kregen steeds weer het voordeel van de twijfel
en het vertrouwen. Signalen zijn door de inspectie wel opgepakt, maar achteraf bezien
te laat.
Vraag 5
Hoeveel signalen van derden zijn er nodig voor een onderzoek door de inspectie?
Antwoord 5
Elk signaal wordt door inspectie gewogen qua zwaarte en urgentie. Vooraf is niet aan
te geven dat een bepaald aantal signalen van derden een noodzakelijke aanleiding is
voor onderzoek door de inspectie.
Vraag 6
Welke maatregelen heeft de inspectie getroffen en welke afspraken heeft de inspectie,
vanwege de jarenlange constateringen dat er iets mis was op Ibn Ghaldoun, gemaakt
om de kwaliteit te verbeteren?
Antwoord 6
De inspectie werkt continu aan de verbetering van haar toezicht. De ervaringen met
Ibn Ghaldoun leiden tot aanpassing in verwerking van signalen en tot het sneller oordelen
op bestuursniveau, waarbij rekening wordt gehouden met de toezichthistorie en de specifieke
context waarin het bestuur opereert.
Vraag 7
Kunt u bovenstaande vragen (en antwoorden hierop) en de analyse van de NSOB betrekken
bij het «what if»-scenario dat op verzoek van de Kamer wordt opgesteld inzake Ibn
Ghaldoun?
Antwoord 7
Wat er gebeurd zou zijn als er geen examendiefstal had plaatsgevonden is een vraag
die niet met zekerheid is te beantwoorden. Ieder «what if»-scenario heeft een hoog
speculatief karakter. Relevant in dit kader is de reeds in gang gezette ontwikkeling
van geïntegreerd toezicht en de introductie van toezicht op bestuurlijk handelen.
Zoals ook in de externe validering wordt aangegeven is de veronderstelling gerechtvaardigd
dat ook zonder examenfraude in de loop van 2013 een inspectieonderzoek naar het bestuurlijk
handelen van Ibn Ghaldoun op de agenda zou zijn gekomen.
X Noot
1«Onderwijsinspectie faalde bij toezicht op Ibn Ghaldoun», Algemeen Dagblad, 5 december
2013