Vragen van de leden Wilders en De Graaf (beiden PVV) aan de Minister-President over het bericht Oostblokker verdringt bouwvakker (ingezonden 29 november 2013).

Antwoord van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de minister-president (Algemene Zaken) (ontvangen 19 december 2013)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Oostblokker verdringt bouwvakker»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de bouwvak net als vele andere sectoren in ons land niet gebaat is met een tsunami van Roemenen en Bulgaren vanaf 1 januari aanstaande?

Antwoord 2

Het vrije verkeer van werknemers is, naar de mening van het kabinet, een van de verworvenheden van de Europese Unie. Het kabinet heeft echter ook herhaaldelijk aangegeven niet weg te kijken als het gaat om de negatieve neveneffecten van het vrije werknemersverkeer (zie bijvoorbeeld mijn brief van 13 september 2013, Kamerstukken II, 2012–2013, 29 407, nr. 175). Het is onwenselijk dat verdringing plaatsvindt op de arbeidsmarkt als gevolg van de komst van EU-werknemers naar Nederland. Verdringing kan plaatsvinden als er sprake is van oneerlijke concurrentie door het gebruik van (oneigenlijke) constructies. Dit geldt ook voor de bouwsector. Door met de aanpak van schijnconstructies versterkt in te zetten op de naleving van de in Nederland geldende arbeidsvoorwaarden, kan verdringing van binnenlands arbeidsaanbod worden tegengegaan. In mijn brief van 26 november jl. aan uw Kamer (kenmerk 2013–0000165855) ben ik nader ingegaan op de voortgang van maatregelen die ik neem om schijnconstructies te bestrijden.

Vraag 3

Bent u van mening dat het waanzin is om op 1 januari 2014 onze arbeidsmarkt open te stellen voor Roemenen en Bulgaren, terwijl de werkloosheid in Nederland torenhoog is en velen voor het behoud van hun baan vrezen?

Vraag 4

Zo ja, bent u bereid de tewerkstellingsvergunningen per 1 januari 2014 volledig te handhaven voor Roemenen en Bulgaren en u niets aan te trekken van eerdere EU-afspraken terzake? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3 en 4

In de Toetredingsverdragen met Bulgarije en Roemenië is, net als in eerdere Toetredingsverdragen met andere lidstaten, een overgangsregime van in totaal zeven jaar opgenomen voor het vrij verkeer van werknemers. Gedurende dit overgangsregime, dat eindigt op 1 januari 2014, mogen lidstaten op grond van arbeidsmarktoverwegingen maatregelen treffen om de instroom van werknemers uit Bulgarije en Roemenië te reguleren. Nederland heeft gebruik gemaakt van de maximale overgangsperiode. Dit betekent dat tot 1 januari 2014 een tewerkstellingsvergunning vereist is voor Bulgaarse en Roemeense werknemers. Daarna geldt op grond van de Toetredingsverdragen een volledig vrij verkeer voor Bulgaarse en Roemeense werknemers in alle landen van de Europese Unie. Per die datum zijn geen maatregelen meer toegestaan die de toegang van Bulgaarse en Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt beperken. Wel heb ik bilaterale afspraken met beide landen gemaakt om de handhaving van de Nederlandse arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te bevorderen.

Vraag 5

Kunt u de Kamer voor dinsdag 3 december 12.00 uur informeren over wat u hebt bereikt op de Eastern Partnership Summit in Litouwen als het gaat om het volledige behoud van tewerkstellingsvergunningen voor Roemenen en Bulgaren?

Antwoord 5

Het vrije verkeer van werknemers tussen EU-lidstaten stond niet op de agenda van de Oostelijk Partnerschap top.


X Noot
1

Oostblokker verdringt bouwvakker, De Telegraaf, 28 november 2013, pag. 1

Naar boven