Vragen van het lid Oosenbrug (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over
angst bij de Rabobank om gegevens te delen met het Nationaal Cyber Security Centrum
(ingezonden 9 oktober 2013).
Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 10 december 2013).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 427.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Rabobank overweegt proces tegen Staat om geheimhouding»?1
Vraag 2, 3 en 4
Deelt u de mening dat het voor een optimale werking van het Nationaal Cyber Security
Centrum (NCSC) van zeer groot belang is dat deelnemende partijen zonder onnodige belemmeringen
informatie delen over de beveiliging van hun IT-systemen? Zo ja, bent u van mening
dat op dit moment al onbelemmerd data gedeeld kunnen worden?
Kende u de signalen van de Rabobank, dat zij van openbaarmaking via de Wet openbaarheid
van bestuur (Wob) van de gegevens die zij met het NCSC deelt als reëel risico ziet?
Zo ja, heeft u ook van andere bedrijven dergelijke signalen ontvangen?
Welk effect heeft de dreiging van openbaarmaking via de Wob, naar uw inschatting,
op de bereidheid van partijen om informatie te delen?
Antwoord 2, 3 en 4
Ik ben bekend met de signalen van diverse private partijen binnen de vitale sectoren
en de daaruit blijkende beelden over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het op
vertrouwelijke wijze delen van informatie over ICT-incidenten en -kwetsbaarheden met
het NCSC. Dit neem ik uiteraard serieus, aangezien het delen van informatie met het
NCSC door de overheid en vitale private partijen van groot belang is voor het NCSC
om zijn taken, waaronder die van centraal informatieknooppunt, goed te kunnen vervullen.
Op dit moment wordt reeds informatie over incidenten en kwetsbaarheden gedeeld. Deze
kennisdeling is van groot belang om de impact van incidenten bij getroffenen en andere
vitale partijen zo veel mogelijk te beperken.
Bij deze gewenste en verder te bestendigen informatiedeling acht ik het van belang
dat er een zorgvuldige balans bestaat tussen enerzijds het zoveel als binnen de kaders
van de wet mogelijk waarborgen van de vertrouwelijkheid van aangeleverde gegevens
en anderzijds het belang van het kunnen blijven informeren van de samenleving over
ict-kwetsbaarheden en incidenten.
Met het oog hierop zal ik uw Kamer voor het einde van het jaar informeren over de
wijze waarop erin zal kunnen worden voorzien dat bovengenoemde vertrouwelijkheid ten
aanzien van door vitale private partijen, zoals bijvoorbeeld banken, met het NCSC
gedeelde informatie, in het licht van de toepasselijkheid van de Wet openbaarheid
van bestuur, voldoende gewaarborgd zal zijn.
Vraag 5 en 6
In hoeverre kan het NCSC zekerheid bieden aan de deelnemers over de vertrouwelijkheid
van gedeelde informatie, op basis artikel 10.1, leden b en c van de Wob?
Denkt u dat een proefproces van de Rabobank de helderheid kan vergroten over de vertrouwelijkheid
van de gedeelde gegevens? Ziet u hierin aanleiding om een proefproces te faciliteren?
Antwoord 5 en 6
Met bovengenoemde brief aan uw Kamer zal ik duidelijkheid verschaffen over de toepassing
die inzake de met het NCSC gedeelde informatie aan bepaalde uitzonderingsgronden in
de Wet openbaarheid van bestuur, waaronder die in artikel 10, eerste lid, onder b
en c, zal worden gegeven. Hierdoor zal naar mijn oordeel ook helder worden dat hiermee
de vertrouwelijkheid van die gedeelde informatie in afdoende mate zal zijn geborgd,
dit teneinde de gewenste balans te vinden om daarbinnen de publiek-private informatiedeling
te bestendigen. Voor een proefproces zie ik gelet daarop geen aanleiding.
Vraag 7
Als de dreiging van openbaarheid in de toekomst het delen van informatie met het NCSC
blijft belemmeren, bent u dan bereid om te onderzoeken of specifiek de gelijkwaardige
publiek-private samenwerking een andere juridische samenwerkingsvorm behoeft?
Antwoord 7
Ik heb er vertrouwen in dat gelet op het bovenstaande geen sprake meer zal zijn van
genoemde belemmering als het gaat om het delen van informatie en het borgen van de
gelijkwaardige] publiek-private samenwerking. Daarmee is het overgaan tot een verkenning
van een alternatieve samenwerkingsvorm voorbarig.