Vragen van het lid Klein (50PLUS) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Aantal laaggeletterden stijgt snel» (ingezonden 14 november 2013).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 10 december 2013).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Aantal laaggeletterden stijgt snel»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van het feit dat de groep ouderen de snelst groeiende groep is onder de laaggeletterden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 2

Ik neem het vraagstuk van laaggeletterdheid, ongeacht de doelgroep die het betreft, zeer serieus. Mijn beleid richt zich niet exclusief op ouderen. Met het lopende Actieplan Laaggeletterdheid (2012–2015) beoogt het kabinet laaggeletterdheid onder alle lagen van de bevolking te agenderen en aan te pakken. Daarnaast is jaarlijks € 53 miljoen beschikbaar voor volwasseneneducatie, specifiek gericht op het verbeteren van taal-, en rekenvaardigheden. Voor de ontwikkeling van innovatieve methoden om laaggeletterdheid aan te pakken en meer laaggeletterden te bereiken, loopt sinds 2012 een serie pilots onder de noemer Taal voor het Leven. Deze pilots, die worden uitgevoerd door de Stichting Lezen & Schrijven, zijn onder meer gericht op de doelgroep van 45–65 jaar, en ze worden doorlopend geëvalueerd. Uw Kamer heeft onlangs een motie aangenomen om ook na afloop van de pilots Taal voor het Leven, jaarlijks € 5 miljoen beschikbaar te stellen voor de aanpak van laaggeletterdheid. Vanzelfsprekend zal ik deze motie uitvoeren.

Vraag 3

In het Actieplan Laaggeletterdheid (nr. 28 760, nr. 22) zijn vele maatregelen beschreven over de aanpak van laaggeletterdheid onder volwassenen; hoe verklaart u dan dat het aantal laaggeletterde ouderen toch zo snel stijgt?

Antwoord 3

Het PIAAC-onderzoek laat zien dat voor de groep van 16–65 jaar het percentage laaggeletterden tussen 1994 en 2012 is gestegen van 9,4% naar 12%.2 Die stijging is (iets) sterker onder de groep van 45–54 jaar, wat onder meer komt doordat gedurende de levensloop het niveau van taal- en rekenvaardigheden gemiddeld afneemt.3 Het probleem van laaggeletterdheid is complex en laat zich niet zomaar verhelpen. Een langetermijnstrategie en een lange adem zijn nodig. In de afgelopen jaren is, mede door de Stichting Lezen & Schrijven, aandacht besteed aan agendering en het tegengaan van het probleem. Ook worden nieuwe werkwijzen uitgeprobeerd, bijvoorbeeld via de pilots Taal voor het Leven, en is begin dit jaar een focus op taal en rekenen binnen de volwasseneneducatie aangebracht. Daarnaast wordt ingezet op het voorkomen van laaggeletterdheid door voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Al deze initiatieven hebben tijd nodig en ze worden geëvalueerd. Ik ben in elk geval blij dat het probleem van laaggeletterdheid inmiddels steeds meer wordt erkend, niet alleen door de overheid, maar ook door werkgevers en laaggeletterden zelf. Voor laaggeletterden is het een grote stap, ook voor sommige laaggeletterde ouderen. Zij zijn zich er soms zelf niet van bewust, of voelen schaamte om te erkennen, dat hun taal,- en rekenvaardigheden ontoereikend zijn om maatschappelijk optimaal te kunnen functioneren.

Vraag 4

Bent u het ermee eens dat een gerichte aanpak van laaggeletterdheid onder ouderen van groot belang is om ouderenwerkloosheid te bestrijden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 4

Het aanpakken van laaggeletterdheid is één van de elementen die de arbeidsparticipatie van alle groepen kan verbeteren. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, neem ik laaggeletterdheid onder alle bevolkingsgroepen zeer serieus. Ook voor de aanpak hiervan verwijs ik u graag naar mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 5

Bent u het ermee eens dat laaggeletterdheid onder ouderen de kans op armoede in deze groeiende groep doet stijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5

Uit het PIAAC-onderzoek komt naar voren dat er een positieve relatie bestaat tussen beheersing van taal- en rekenvaardigheden en inkomen.4 Dat geldt voor alle leeftijdsgroepen. Volwassenen met een laag niveau taal- en rekenvaardigheden verdienen over het algemeen minder en lopen een groter risico om werkloos te raken en/of te blijven. Werkloosheid heeft uiteraard negatieve gevolgen voor de inkomenspositie. Overigens is het niet zo dat de meeste laaggeletterden werkloos zijn; circa de helft van de laaggeletterden heeft een betaalde baan. In de groep van 45–54 jaar is dit zelfs 70%. Van de niet-laaggeletterden (alle leeftijden) heeft ca. 66% een betaalde baan.5

Vraag 6

Bent u van plan om extra actie te ondernemen om laaggeletterdheid onder ouderen te bestrijden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Door de focus van educatieopleidingen op taal en rekenen, de activiteiten binnen het Actieplan Laaggeletterdheid, de pilots Taal voor het Leven en de initiatieven om te voorkomen dat mensen laaggeletterd het onderwijs verlaten, kiest het kabinet voor een integrale benadering, met oog voor de verschillende doelgroepen en de diverse benaderingswijzen die daarbij passen. Naast deze activiteiten onderneem ik geen extra actie gericht op de groep ouderen. Laaggeletterdheid is een complex probleem, met een zeer diverse doelgroep en betrokkenheid van meerdere partijen. Naast de rijksoverheid en de gemeenten hebben ook werkgevers en laaggeletterden zelf een rol en verantwoordelijkheid. Met een integrale benadering beoogt het kabinet de verschillende doelgroepen zo goed mogelijk te bereiken.

Vraag 7

Bent u bereid om de extra middelen, genoemd in de motie-Ypma (Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 26), voor een deel in te zetten om laaggeletterdheid onder ouderen te bestrijden?

Antwoord 7

Het is nog te vroeg om hierover uitspraken te doen. Het kabinet zal de genoemde extra middelen besteden aan effectieve methodes om laaggeletterdheid aan te pakken. Het Actieplan Laaggeletterdheid wordt op korte termijn geëvalueerd en de pilotprogramma’s Taal voor het Leven worden doorlopend geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten vindt besluitvorming plaats over de toekomstige inhoudelijke en financiële inzet van de middelen voor de aanpak van laaggeletterdheid, waartoe ook de oudere doelgroep behoort. Daarnaast beschikken gemeenten over educatiemiddelen opdat zij eveneens maatwerk ten behoeve van de groep laaggeletterden binnen hun gemeente kunnen leveren.


X Noot
1

De Volkskrant, 13 november 2013

X Noot
2

PIAAC: Kernvaardigheden voor werk en leven, ECBO, 2013, pagina 209

X Noot
3

Ibid., pagina’s 209–210

X Noot
4

PIAAC: Kernvaardigheden voor werk en leven, 2013, pagina 72

X Noot
5

ECBO: Kernvaardigheden in Nederland, 2012, pagina 71 en 85

Naar boven