Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de afname van mineralengehaltes van gras door het mestbeleid (ingezonden 14 november 2013).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 4 december 2013)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de analyse van BLGG AgroXpertus dat de afgelopen jaren de gehaltes ruw eiwit, mineralen en sporenelementen in gras(kuilen) zijn afgenomen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4 en 6

Deelt u de constatering van BLGG dat deze afnames zeer waarschijnlijk veroorzaakt zijn door opeenvolgende aanscherpingen van de bemestingsnormen?

Deelt u de analyse van BLGG dat grasland door de aanscherpingen van de bemestingsnormen voor haar mineralenvoorziening steeds meer afhankelijk is geworden van de naleveringscapaciteit van de bodem en dat deze nalevering een negatief effect kan hebben op de bodemvruchtbaarheid?

Deelt u de analyse van BLGG dat deze afnames ertoe leiden dat rundveehouders ondanks de afvoer van drijfmest mineralenmengsels in moeten kopen om de gezondheid van het vee op peil te houden en dat dit strijdig is met de kringloopgedachte?

Bent u bereid de analyse van BLGG te delen met de Europese Commissie in het kader van de genoemde onderhandelingen en in te zetten op meer ruimte voor kringlooplandbouw?

Antwoord 2, 3, 4 en 6

Rundveebedrijven voeren grote hoeveelheden mineralen af met melk, zuivelproducten en dieren. Dat verlies moet worden gecompenseerd om het voortbrengend vermogen van de bodem op peil te houden en het vee gezond.

Rundveehouders compenseren voor de afvoer van mineralen door aankoop van o.m. kunstmest en mineralensupplementen, ruwvoer, krachtvoer en voederadditieven, niet zelden afkomstig uit landen buiten Nederland of zelfs Europa. Ook vóór de inwerkingtreding van het gebruiksnormenstelsel in 2006 was dat noodzakelijk: van kringlooplandbouw is op rundveebedrijven dan ook al lang geen sprake meer.

Meer dierlijke mest op het eigen bedrijf aanwenden leidt ertoe dat ook van stoffen, zoals stikstof, fosfaat en zware metalen extra hoeveelheden in de bodem en het water worden gebracht. Dit staat op gespannen voet met de beleidsdoelstelling de belasting van het milieu met deze stoffen terug te dringen. Nu ook niet is in te zien waarom suppletie met hiervoor genoemde stoffen geen bevredigende maatregel is om door afvoer ontstane mineralentekorten aan te vullen, acht ik het weinig kansrijk bij de Commissie te pleiten voor een hogere norm voor dierlijke mest.

Vraag 5

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen met de Europese Commissie over het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatie?

Antwoord 5

Ik ben in gesprek met de Europese Commissie over het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatie. Mijn streven is om eind dit jaar tot afronding te komen.

Vraag 7

Bent u bereid in overleg met de sector te bezien hoe in het mestbeleid agrarische ondernemers beter in staat gesteld kunnen worden om door middel van bijvoorbeeld kringlooplandbouw de mineralenvoorziening van de bodem ten behoeve van gewassen en de bodemvruchtbaarheid op peil te houden?

Antwoord 7

Ik juich initiatieven toe die er toe leiden dat een groter deel van de geproduceerde dierlijke mest binnen de Nederlandse landbouw een nuttige toepassing vindt. Mestverwerking kan daaraan bijdragen, zoals ook BLGG oppert.

Diverse marktpartijen zijn graag bereid ondernemers daarin zo nodig te ondersteunen. Investeringen in mestverwerking zal ik in 2014 ondersteunen via artikel 68 van het GLB.

Naar boven