Vragen van de leden Van der Steur en Dijkhoff (beiden VVD) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het opleggen van maatregelen aan (ex-)justitiabelen (ingezonden 7 november 2013).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 29 november 2013).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van woensdag 6 november jl?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de overweging van de rechter dat het kennelijk de keuze van de wetgever is om (het bestuur van) de gemeente niet de bevoegdheid te verlenen om aan een veroordeelde die zijn straf heeft ondergaan – in aanvulling op een strafrechtelijk vonnis – nadere maatregelen op te leggen?

Antwoord 2

Zoals de rechter overweegt in het genoemde vonnis, behoort het opleggen van maatregelen zoals voorgesteld door de gemeente Veenendaal in deze zaak tot het domein van de strafrechter. Genoemde maatregelen zijn gericht op het beveiligen van de samenleving en het voorkomen van recidive. De strafrechter, die over het complete dossier van de dader beschikt, beoordeelt welke maatregelen en voorwaarden noodzakelijk zijn voor een juiste begeleiding van een, in dit geval, zedendelinquent die terugkeert in de maatschappij. Bij deze beslissing worden alle feiten en omstandigheden van de individuele zaak, waaronder de ernst van het strafbare feit waarvoor betrokkene is veroordeeld, de belangen van het slachtoffer en van de samenleving in het algemeen, de persoon van de dader en diens belangen, betrokken en tegen elkaar afgewogen. Dit neemt niet weg dat de burgemeester een eigen verantwoordelijkheid heeft als het gaat om de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

Vraag 3

Beperkt deze uitspraak naar uw oordeel de mogelijkheid voor de burgemeester om maatregelen op te leggen aan (ex-)justitiabelen in het kader van de handhaving van de openbare orde zoals vervat in onder meer de Gemeentewet en diverse specifieke wetten?

Antwoord 3

Nee. Wanneer er sprake is van een actuele en concrete verstoring van de openbare orde of van concrete aanwijzingen dat daarvoor moet worden gevreesd heeft de burgemeester voldoende mogelijkheden om maatregelen te nemen.

Vraag 4

Herinnert u zich de evaluatie «Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen: beter richten!» van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)?

Antwoord 4

Jazeker. Over de uitkomsten van het eindonderzoek «Doelbereik pilot BIJ» en het advies «Beter richten» van de RSJ, heb ik uw Kamer 28 mei 2013 schriftelijk geïnformeerd2.

Vraag 5

Heeft de burgemeester naar uw oordeel voldoende bevoegdheden om passende maatregelen op te leggen aan (ex-)justitiabelen?

Antwoord 5

Ik verwijs naar mijn antwoorden op vragen 2 en 3.

Vraag 6

Deelt u het oordeel van de RSJ dat burgemeesters tegen de grenzen van bevoegdheden aan lopen wanneer (ex-)justitiabelen niet vrijwillig meewerken aan een maatregel?

Antwoord 6

Voor andere maatregelen dan de wettelijke bevoegdheden in het kader van de openbare orde zijn de bevoegdheden van de burgemeester inderdaad begrensd en is de mate waarin de (ex-)justitiabele dan wel de omgeving meewerkt bepalend voor het effect van de maatregel. Zo kan een burgemeester een (ex-)justitiabele niet verplichten om te verhuizen en heeft het zoeken naar passende woonruimte alleen effect wanneer de (ex-)justitiabele daaraan mee wil werken. In de praktijk leidt dit meestal niet tot problemen. De ervaring leert namelijk dat in het merendeel van de gevallen van terugkerende (ex-)justitiabelen geen maatschappelijke onrust ontstaat en er geen maatregelen nodig zijn. Uit het eindonderzoek «Doelbereik pilot BIJ» en het advies «Beter richten» van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming blijkt dat nadat de burgemeester via BIJ werd geïnformeerd over de terugkeer van justitiabelen in 90% van de gevallen geen maatregelen zijn ingezet. Het gaat om een beperkte groep (ex-)justitiabelen waarvoor maatregelen noodzakelijk geacht worden.

Vraag 7

Acht u het wenselijk dat deze bevoegdheden zijn vervat in diverse wetten en vaak niet zijn toegemeten op de problematiek van de vestiging van (ex-)justitiabelen in een gemeente? Zo nee, is een meer specifieke en meer duidelijke wettelijke bevoegdheid in uw ogen gewenst?

Antwoord 7

Wanneer de vestiging van (ex-)justitiabelen in een gemeente leidt tot een verstoring van de openbare orde, heeft de burgemeester op grond van de Gemeentewet (artikel 172) de bevoegdheid om een gebiedsverbod op te leggen. Ook de mogelijkheid om afspraken te maken over inzet van de politie vindt haar grondslag in de Gemeentewet (artikel 172). Van versnippering over diverse wetten is geen sprake. Andere mogelijkheden die een burgemeester heeft om problemen op te lossen of zo mogelijk te voorkomen komen voort uit zijn positie om partijen te verbinden. Zo kan een persoonlijk gesprek met bewoners in de wijk de-escalerend werken. Ook kan de burgemeester maatregelen afspreken met andere gemeenten en woningcorporaties in verband met een (vrijwillige) verhuizing van de ex-delinquent. Deze maatregelen zijn in beginsel toereikend en er is geen noodzaak, noch is het wenselijk, om deze mogelijkheden wettelijk vast te leggen.

Vraag 8

Acht u het wenselijk dat burgemeesters een wettelijk verankerde adviserende rol krijgen richting het openbaar ministerie en de rechterlijke macht bij het schorsen van voorlopige hechtenis, de voorwaardelijke invrijheidstelling en bijvoorbeeld de invulling van reclassering en toezicht als dat nuttig is vanwege de gevolgen van deze besluiten op de openbare orde?

Antwoord 8

De openbare orde kan worden meegewogen bij het stellen van voorwaarden aan voorwaardelijke invrijheidstelling. In specifieke gevallen, zoals wanneer tijdens het strafrechtelijke proces al wordt ingeschat dat de terugkeer van de (ex-)delinquent tot onrust in de wijk zal leiden, kan de burgemeester binnen het lokale driehoeksoverleg op voorhand de noodzaak van het stellen van bijzondere voorwaarden aan de terugkeer onder de aandacht brengen van het Openbaar Ministerie.

Vraag 9

Wanneer verwacht u het door u aangekondigde wetsvoorstel Wijziging van het wetboek van Strafvordering in verband met langdurig toezicht op zeden- en geweldsdelinquenten naar de Kamer te kunnen sturen?

Antwoord 9

Het wetsvoorstel zal een dezer dagen naar uw Kamer worden gezonden.

Vraag 10

Voorziet het wetsvoorstel in een rol voor de burgemeester bij toezicht op (ex-)justitiabelen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Nee. Om de reden zoals hiervoor uiteengezet is binnen het justitiële kader in het voornoemde wetsvoorstel, evenals onder de huidige wetgeving, geen formele rol weggelegd voor de burgemeester, ook niet als het gaat om de vaststelling van de (bijzondere) voorwaarden waar een veroordeelde zich aan moet houden. Zoals hiervoor beschreven, hebben burgemeesters op dit moment bij de terugkeer van zedendelinquenten wel meerdere mogelijkheden om buiten het justitiële traject maatregelen te treffen.


X Noot
1

Rechtbank Midden-Nederland. 2013. Zaaknummer C/16/353395 / KG ZA 13-725

X Noot
2

«Naar een veiliger samenleving»: Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 28 684, nr. 383.

Naar boven