Vragen van het lid Mohandis (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Hoogleraren stapelen bijbanen op» (ingezonden 8 november 2013).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 18 november 2013)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Hoogleraren stapelen bijbanen op»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herkent u de cijfers over het aantal hoogleraren met een of meerdere nevenfuncties? Zo ja, hoe beoordeelt u deze cijfers?

Antwoord 2

Aantallen nevenfuncties van hoogleraren worden niet door het ministerie bijgehouden. Nevenfuncties van hoogleraren zijn de verantwoordelijkheid van de betrokken instellingen. Alle universiteiten hebben een regeling waarin wederzijdse rechten en plichten van hoogleraar en universiteit bij het vervullen van nevenfuncties zijn neergelegd. Het vervullen van nevenfuncties geeft aan dat hoogleraren en universiteiten steeds meer betrokken raken bij de samenleving. Ik vind dat een goede zaak. Staatssecretaris Dekker en ik hechten veel waarde aan valorisatie, aan samenwerking in het kader van het topsectorenbeleid en aan een stevige inzet van de universiteiten op de grand challenges van Horizon 2020. Nevenfuncties kunnen hierin een belangrijke rol spelen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de onafhankelijkheid van de wetenschap en wetenschappers essentieel is voor het vertrouwen van burgers in de wetenschap?

Antwoord 3

Die mening deel ik. Dat hoeft echter niet te betekenen dat hoogleraren geen nevenfuncties zouden mogen vervullen. Ook in de interactie tussen (onafhankelijke) wetenschappers en bedrijven of maatschappelijke organisaties komt het zo noodzakelijke vertrouwen in de wetenschap tot stand, omdat daarmee duidelijk wordt wat de wetenschap kan betekenen voor onze samenleving.

Vraag 4

Deelt u de opvatting dat het zaak is dat hoogleraren onafhankelijk dienen te zijn en er bij hun wetenschappelijke werk geen sprake mag zijn van belangenverstrengeling? Zo ja, hoe wilt u dit bewerkstelligen?

Antwoord 4

Ik deel die opvatting. Mede om die reden is afgesproken dat hoogleraren bij hun aanstelling de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening moeten onderschrijven. Zie hiervoor ook de reactie op de rapporten van KNAW en WRR/Rathenau Instituut over vertrouwen in wetenschap (Tweede Kamer, 27 406 nr. 207). De gedragscode bevat afspraken over integere wetenschapsbeoefening.

Vraag 5

Bent u bereid om met onderwijsinstellingen meer transparantie over de nevenfuncties van hoogleraren na te streven, bijvoorbeeld door deze te vermelden in het jaarverslag en/of op de website van de onderwijsinstelling? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Transparantie over nevenfuncties vind ik zeer belangrijk. In de reactie op de rapporten over vertrouwen in wetenschap (zie het antwoord op vraag 4) hebben de staatssecretaris en ik aangegeven dat met de universiteiten in 2007 afspraken zijn gemaakt over het openbaar maken van nevenfuncties op de profielpagina’s van hoogleraren.

De koepel van universiteiten heeft afgelopen maand de naleving van deze afspraak bij de instellingen getoetst. Uit de toetsing blijkt dat nagenoeg alle hoogleraren hun nevenfuncties vermelden op de profielpagina’s op de website van de universiteit en dat universiteiten op verschillende manieren borgen dat die informatie zo actueel mogelijk is. Dat gebeurt bijvoorbeeld via toetsing van de juistheid van gegevens of door het terugkerend te bespreken in functioneringsgesprekken. Daarnaast controleert de koepel van universiteiten periodiek de naleving van de gedragscodes.

Naar boven