Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 496 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 496 |
Kent u de berichten «Jeugdbende kweekt zware criminelen», «Drugsbaas ben ik nog niet, maar wie weet...» en «Machtige families beheersen de straat»?1
Ja, ik ken deze berichten. Zij gaan over een casusonderzoek naar drie criminele jeugdgroepen uit het einde van de vorige eeuw. Dit casusonderzoek is in opdracht van het Programma Politie & Wetenschap2 uitgevoerd.
Behoren de in het eerste artikel genoemde drie genoemde criminele jeugdgroepen tot de 89 criminele jeugdgroepen waar u uw aanpak van criminele jeugdgroepen op hebt gericht?
Nee. De leden van de drie onderzochte jeugdgroepen behoren niet tot de 89 criminele jeugdgroepen. Deze drie onderzochte criminele jeugdgroepen waren in de jaren negentig actief in Amsterdam, Utrecht en Dordrecht.
De onderzochte criminele jeugdgroep in Amsterdam is door politie, OM en gemeente jarenlang aangepakt. De groep werd op sommige momenten afgeschaald naar overlastgevende of hinderlijke groep als leden van de groep waren opgepakt. Sommige van de overige leden zijn overgegaan naar een andere jeugdgroep. De nieuwe groep is vervolgens ook weer aangepakt door politie, OM en gemeente. Individuele leden van de oorspronkelijke groep zijn jaren later nog wel teruggevonden in politiesystemen.
De onderzochte criminele jeugdgroep in Utrecht is eveneens aangepakt door de autoriteiten. De onderzoekers stellen dat anno 2012 de jeugdgroep bestaat uit jongere broertjes, neefjes en buurjongens van de oorspronkelijke leden. Ook deze nieuwe groep wordt aangepakt door politie, OM en gemeente. Een paar van deze oorspronkelijke groepsleden zijn jaren later teruggevonden in politiesystemen voor onder andere inbraken. De onderzoekers stellen dat zij niet kunnen worden aangeduid als topcrimineel; het zijn eerder veelplegers.
Ook de onderzochte criminele jeugdgroep in Dordrecht is aangepakt door politie, OM en gemeente. De criminele jeugdgroep is niet meer actief. De onderzoekers stellen ook hier dat andere jeugdgroepen in Dordrecht familierelaties hebben met oud-leden van de onderzochte criminele jeugdgroep. Ook hier is een aantal individuele leden van de onderzochte groep jaren later terug te vinden in politiesystemen.
Deelt u de mening dat als slechts één op de drie leden van een criminele jeugdgroep op het rechte pad komt dat daarmee de aanpak van die criminele jeugdgroep is mislukt? Zo nee, waarom niet?
In het casusonderzoek constateert men dat een derde van de 89 leden van de drie onderzochte criminele jeugdgroepen uit de negentiger jaren van de vorige eeuw, uiteindelijk op het rechte pad is gekomen en gebleven. Dat vind ik een mager resultaat. Het illustreert de noodzaak om de criminele jeugdgroepen intensief aan te pakken. Begin deze eeuw is daarmee reeds begonnen. In 2011 is de aanpak in samenwerking tussen veld en ministerie verder doorontwikkeld. De aanpak is niet alleen intensiever, maar meer dan voorheen gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar wat wel en niet werkt. Het is daarbij zaak de repressieve aanpak van de jeugdgroepen te combineren met interventies op het terrein van bijvoorbeeld zorg, preventie en openbare orde, de zogenaamde integrale meersporenaanpak. Die aanpak richt zich niet alleen op de persoon, maar op de sociale omgeving van deze persoon (gezin, familie, vrienden). Uit onderzoek is gebleken dat deze aanpak de meest effectieve is. In de praktijk wordt deze integrale meersporenaanpak ook steeds meer toegepast. De aanpak van jeugdgroepen is en blijft voor mij een topprioriteit.
Weet u of er bij leden van de 89 criminele jeugdgroepen waar u uw beleid op richt sprake is van een doorgroei naar zware criminaliteit? Zo ja, wat is de aard en omvang daarvan? Zo nee, waarom weet u dit niet?
De aanpak van jeugdgroepen is erop gericht om een groep vroegtijdig te signaleren en gepaste maatregelen te nemen zodat de groep uiteen valt en niet doorgroeit naar zware criminaliteit. Hoewel individuele leden van criminele jeugdgroepen worden gestraft en via nazorg weer op het rechte pad worden gebracht, valt niet uit te sluiten dat zij wederom in criminaliteit terugvallen.
Op lokaal niveau wordt bijgehouden hoeveel jeugdgroepen er zijn, waar ze zich begeven, wie de leden zijn, wat ze op hun kerfstok hebben en welke strafrechtelijke sancties aan de leden van criminele jeugdgroepen is opgelegd. Op landelijk niveau is een cumulatief totaalbeeld beschikbaar. Alle justitiële informatie van individuen met een strafrechtelijk verleden wordt op persoonsniveau, al dan niet behorende tot een criminele jeugdgroep, bijgehouden in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS).
Meent u dat u met uw huidige aanpak van criminele jeugdbendes wel kunt voorkomen dat jeugdige criminelen zich ontwikkelen tot zware criminelen? Zo ja, waarom en kunt u dat staven met cijfers of andere harde feiten? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u zorgen dat u dit wel kunt gaan voorkomen?
De aanpak van criminele jeugdgroepen, zowel oude als nieuwe, wordt onverminderd voortgezet. Daarbij werken het Openbaar Ministerie (OM), de politie, de gemeenten en mijn ministerie nauw samen. In die aanpak wordt de meersporenaanpak (zie ook het antwoord op vraag3 steeds vaker en beter toegepast. Ik ben ervan overtuigd dat deze aanpak de kans op het doorgaan met criminaliteit en het afglijden naar zware criminaliteit aanzienlijk kleiner maakt. De afgelopen jaren is het aantal jeugdgroepen in de volle breedte fors gedaald. Ik heb de Kamer daarover meermaals gerapporteerd. Najaar 2013 wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de strafrechtelijke interventies die zijn opgelegd aan leden van criminele jeugdgroepen. Medio 2014 ontvangt de Kamer het volgende beeld van het aantal problematische (overlastgevende, hinderlijke en criminele) jeugdgroepen in Nederland.
Deelt u de mening dat, als blijkt dat criminelen, die lid waren of zijn van een jeugdbende, zich niet aan de lokale grenzen houden, de lokaal gerichte aanpak van criminele jeugdbendes wellicht heroverwogen moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van criminele jeugdgroepen houdt niet op bij gemeentegrenzen. Politie en OM werken ook op regionale en landelijke schaal samen met betrokken gemeenten bij de aanpak van criminele jeugdgroepen die zich bovenlokaal manifesteren.
Deelt u de mening dat zolang criminele carrièremakers veel invloed op jongeren uit de buurt hebben het moeilijk blijft om te voorkomen dat jongeren zich tot crimineel ontwikkelen? Zo ja, wat doet u concreet om tegen te gaan dat er criminele rolmodellen ontstaan? Zo nee, waarom niet?
Voorkomen moet worden dat jongeren tot crimineel gedrag worden aangezet. Daarvan zijn alle partijen die betrokken zijn bij de aanpak van de criminele jeugdgroepen doordrongen. Daartoe worden de kopstukken uit de criminele jeugdgroepen stevig aangepakt om te laten zien dat crimineel gedrag niet loont. Datzelfde doel heeft ook de zogenaamde patseraanpak (zie ook het antwoord op vraag4 waarbij crimineel verworven vermogen wordt afgepakt. Tot slot worden «criminele» rolmodellen bestreden met «positieve» rolmodellen. Jongeren die het criminele circuit achter zich hebben gelaten worden ingezet om andere jongeren te weerhouden van crimineel gedrag.
Wat doet u aan het doorbreken van «het «Dalton-effect», waardoor jongere broertjes, neefjes en buurjongetjes hun criminele voorbeelden navolgen?
De integrale aanpak van criminele jeugdgroepen richt zich steeds meer op vroegtijdig signaleren en ingrijpen in de omgeving (broertjes, zusjes, vriendjes) van de criminele jeugdgroepleden. Op lokaal niveau wordt veel inzet gepleegd om te voorkomen dat hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen doorgroeien naar een criminele jeugdgroep. Een voorbeeld hiervan is de PIT aanpak5 in Amsterdam, die zich onder meer richt op de broertjes, zusjes, zonen en/of dochters van daders die binnen de Aanpak Top 600 zijn aangehouden. Er zijn ook verschillende methodieken ontwikkeld die zich specifiek richten op kinderen met risicogedrag die nog niet de leeftijd van 12 jaar hebben bereikt, zoals JPT 12-min6, Functionele Gezinstherapie, Erger Voorkomen (IOG EV7) en Stop Now and Plan (SNAP). Tot slot biedt artikel 172b van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast de burgemeester de bevoegdheid op te treden richting ouders/verzorgers van 12-minners als deze herhaaldelijk voor overlast op straat zorgen.
Hoe ziet uw beleid eruit omtrent de zogenaamde patseraanpak, waaronder ook valt het ontnemen van met criminele activiteiten betaalde spullen?
Misdaad mag niet lonen. Mijn beleid is erop gericht méér criminele winsten af te pakken. Vanaf 2017 moet ruim honderd miljoen euro per jaar aan criminele winsten worden afgepakt. Deze doelstelling is onderdeel van de rijksbrede aanpak om ten onrechte genoten voordeel zoveel mogelijk door de inzet van civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten terug te vorderen of af te pakken. Daarnaast bevorder ik dat het afpakken, en meer specifiek de patseraanpak, als strafrechtelijke interventie wordt ingezet. Met deze aanpak worden, door een slimme inzet van het bestaande strafrechtelijke instrumentarium, voorwerpen die afkomstig zijn van enig misdrijf afgepakt. Dit beleid levert daarmee een effectieve bijdrage aan de aanpak van verschillende criminaliteitsvormen, waaronder jeugdcriminaliteit. Ik zet mij dan ook in om de kennis en expertise van de politie hieromtrent te vergroten.
Het onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap is een zelfstandig onderdeel van de Politieacademie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-496.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.