Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over Dossier Stortplaats van de Stentor (ingezonden 26 april 2013).

Antwoord van Staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 13 november 2013) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 283

Vraag 1

Kent u het Dossier Stortplaats van de Stentor?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herkent u de bodemverontreinigingen in en om stortplaatsen in Apeldoorn die in het Dossier Stortplaats worden beschreven? Zo ja, hoe en wanneer worden die verontreinigingen gesaneerd?

Antwoord 2

Het gaat hier om voormalige stortplaatsen, ook wel aangeduid als NAVOS-stortplaatsen (NAzorg VOormalige Stortplaatsen). Dit zijn oude stortplaatsen waar sinds 1 september 1996 niet meer is gestort. Uitvoering en handhaving van de Wet bodembescherming (Wbb) is gedecentraliseerd naar provincies en rechtstreekse gemeenten. De provincie Gelderland, als zijnde bevoegd gezag Wbb, heeft aangegeven dat deze bodemverontreinigingen bekend zijn en dat de betreffende NAVOS-stortplaatsen geen risico’s opleveren voor volksgezondheid en milieu. Soms worden bepaalde NAVOS-stortplaatsen ook aangepakt in het kader van ontwikkeling van het gebied waarbinnen deze stortplaats ligt. De Vellert in Apeldoorn is daar een voorbeeld van.

Vraag 3

Worden drinkwaterbronnen in de omgeving van Apeldoorn bedreigd door uitlogen van bodemverontreiniging uit de storten «Gat van Zevenhuizen» en «Imbosweg Loenen»? Hoe en door wie wordt dit gecontroleerd?

Antwoord 3

Nee. De provincie geeft aan dat onderzoeken, waaronder Lekker Water 20102, hebben aangetoond dat er geen bedreiging is voor de drinkwaterwinning en er derhalve geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Hoewel er op grond van milieuhygiënische criteria geen aanleiding is om deze locaties te blijven monitoren, blijft Vitens, met het oog op de waterwinning, de kwaliteit van het grondwater periodiek meten.

Vraag 4

Onderschrijft u ook de uitspraak dat de situatie in Apeldoorn model staat voor vele andere stortplaatsen in Nederland? Zo nee, waarom niet en hoe weet u dat zeker? Zo ja, waar komt dit dan nog meer voor en welke maatregelen treft u?

Antwoord 4

Ja. In vrijwel elke Nederlandse gemeente komen NAVOS-stortplaatsen voor. Afhankelijk van de verontreinigingsituatie van de individuele NAVOS-stortplaats kan dat betekenen dat sanerings- en of beheersmaatregelen zijn of worden opgelegd door bevoegd gezag, dan wel dat monitoring op regelmatige basis (bijvoorbeeld jaarlijks of vijfjaarlijks) plaatsvindt.

Vraag 5

Hoeveel stortplaatsen zijn er in Nederland die aan de onderkant geen afdekking kennen en waar uitloging van verontreiniging plaats kan vinden?

Antwoord 5

Voor alle NAVOS-stortplaatsen geldt dat er geen onderafdichting is aangebracht. In de periode 1999–2003 hebben de provincies in het kader van het project NAVOS een inventarisatie uitgevoerd van de meeste bekende voormalige stortplaatsen. In de brief van Minister Cramer aan uw Kamer van 9 maart 2009 (vergaderjaar 2008–2009, 30 015, nr. 294) wordt opgemerkt dat: «Uit de onderzoeken blijkt dat van de ongeveer 4.000 voormalige stortplaatsen bij slechts zo’n 6% sprake is van een verdere aantasting van het grondwater». Inmiddels zijn op veel van deze locaties maatregelen getroffen, vergelijkbaar met die genoemd bij antwoord 4.

Vraag 6

Heeft u een actueel overzicht van de verspreiding van vervuiling rond stortplaatsen? Zo nee, bent u bereid de actuele stand van verontreiniging rond stortplaatsen in kaart te brengen?

Antwoord 6

Vanwege de decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor NAVOS-stortplaatsen zijn bij het Ministerie geen actuele gegevens op landelijk niveau beschikbaar over de huidige stand van zaken rond de aanpak van deze stortplaatsen. Het Ministerie onderhoudt contacten met bevoegd gezag en er zijn geen signalen van grote problemen met NAVOS-stortplaatsen op dit vlak.

Vraag 7

Hoe wordt ondervangen dat er bij controle en toezicht te makkelijk van wordt uitgegaan dat verontreiniging minder wordt terwijl slechts vertraging in de verspreiding optreedt doordat stoffen bijvoorbeeld tijdelijke verbindingen aangaan?

Antwoord 7

Indien door het bevoegd gezag op grond van onder meer het NAVOS-onderzoek is geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om direct maatregelen te nemen, dan kan de uitvoering van vervolgonderzoek of het treffen van maatregelen op een natuurlijk moment plaatsvinden, bijvoorbeeld in het kader van gebiedsontwikkeling. Daarnaast kan het voorkomen dat het bevoegd gezag Wbb in het kader van de beschikking ernst en spoed voor een individuele locatie een beoordeling heeft gemaakt van onder meer de aard, omvang en verspreidingrisico’s van de verontreinigingen. In deze situatie worden eventueel noodzakelijke maatregelen hierop afgestemd. Ik heb vooralsnog geen reden om de effectiviteit van het huidige toezicht en de controle op dit terrein in twijfel te trekken. Zie ook antwoord 4 en 8.

Vraag 8

Voor hoeveel generaties in de toekomst is de bescherming van volksgezondheid en milieu rond stortplaatsen bedoeld? Hoe wordt ondervangen dat in de loop der jaren verloedering in toezicht en controle plaatsvindt?

Antwoord 8

Om blijvend aandacht te hebben voor bodemverontreiniging heeft het bevoegd gezag in Gelderland in 2009 het project «Beheer en nazorg bodemverontreiniging» gestart. De provincie heeft hiervoor een systematiek van toezicht op beheer en nazorg van bodemverontreiniging opgesteld. Deze systematiek van toezicht is inmiddels overgenomen in landelijk beleid (Handhavings- en Uitvoeringsmethodiek Wbb), die de leidraad is voor toezicht en controle.

Ik heb vooralsnog geen reden om de effectiviteit van het huidige toezicht en de controle op dit terrein in twijfel te trekken.


X Noot
2

Verkennend bodemonderzoek Zandgat Zevenhuizen te Apeldoorn, Tauw, d.d. 29 juli 2010, N005–4708541HAV-cmn-V01-NL en Verkennend bodemonderzoek Imbosweg (ongenummerd) te Loenen, Tauw, d.d. 5 oktober 2010, N003–4708580LSM-baw-V01-NL

Naar boven