Vragen van de leden Bosman, Ten Broeke en Verheijen (allen VVD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de Sanctiewet van Curaçao (ingezonden 15 augustus 2014).

Antwoord van Minister Timmermans (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 10 september 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met de berichtgeving over de verwerping van de Sanctiewet door de Staten van Curaçao?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke gevolgen heeft dit volgens u, nu Curaçao de wet niet heeft aangenomen en St. Maarten en Aruba wel?

Antwoord 2

Met het oog op de eenheid van het buitenlands beleid is het van belang dat EU-sancties binnen het gehele Koninkrijk worden toegepast. Dit uitgangspunt is vastgesteld en een aantal malen bevestigd in de Rijksministerraad (RMR). Om te voorzien in de daartoe vereiste wettelijke grondslag is tot nu toe een tweesporentraject bewandeld: de Landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben stappen ondernomen om in de eigen landsregelgeving de noodzakelijke bepalingen op te doen nemen. Parallel daaraan is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken en op verzoek van de RMR de redactie van een ontwerp Rijkssanctiewet ter hand genomen. In het geval de wetgevingsinspanningen van de Landen van het Koninkrijk geen vruchten zouden afwerpen, zou in plaats daarvan een Rijkssanctiewet aan de Landen de verplichting opleggen om uitvoering te geven aan Europese sancties en hen daarvoor enkele instrumenten aanreiken.

Een Rijkssanctiewet had overbodig kunnen zijn indien alle drie de Landen de eigen sanctielandsverordening adequaat zouden hebben aangepast. Aruba en Sint Maarten hebben inmiddels de eigen sanctielandsverordening adequaat aangepast. Nu adequate aanpassing van de Curaçaose sanctielandsverordening momenteel niet voorzien is, is er op dit moment geen aanleiding om het reeds lopende proces van ontwikkeling van een Rijkssanctiewet stop te zetten.

De concept Rijkssanctiewet voorziet overigens in de mogelijkheid om voor elk Land afzonderlijk te bepalen welke onderdelen van de wet in werking treden. Van die mogelijkheid zal gebruik worden gemaakt om bepalingen waarvoor de Landen zelf in de eigen sanctielandsverordening adequate voorzieningen hebben getroffen, voor die Landen buiten werking te laten.

Vraag 3

Welke consequenties heeft dit voor de tijdige implementatie van de sanctieverordeningen jegens de Russische Federatie?

Antwoord 3

Op grond van het oordeel van de RMR dat het in het kader van de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk noodzakelijk is dat EU-sancties door alle Landen van het Koninkrijk worden toegepast, rust op de Landen in ieder geval de politiek-morele verplichting EU-sancties te implementeren, zoals die tegen de Russische Federatie.

Op grond van de eigen sanctielandsverordening zijn Aruba en Sint Maarten inmiddels ook juridisch gehouden de sancties jegens de Russische Federatie te implementeren. Curaçao heeft aangegeven de sancties onder de aandacht te hebben gebracht van de relevante Curaçaose actoren.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u deze actie van de Staten van Curaçao?

Antwoord 4

Het kabinet kan niet treden in de autonome bevoegdheid van Curaçao ten aanzien van de totstandkoming en wijziging van landsverordeningen. Indien de Staten de noodzakelijke wijzigingen van de sanctielandsverordening zouden hebben aanvaard, had een Rijkssanctiewet overbodig kunnen zijn.

Vraag 5

Ziet de regering kans om alsnog alle landen binnen het Koninkrijk de binnen de EU overeengekomen sanctieverordeningen te laten implementeren? Bent u voornemens als dit niet lukt gebruik te maken van een rijkswet?

Antwoord 5

Zoals gesteld kan het kabinet niet treden in de autonome bevoegdheid van Curaçao ten aanzien van de totstandkoming en wijziging van landsverordeningen. Het proces van ontwikkeling van een Rijkssanctiewet is reeds in 2013 in gang gezet. Zoals aangegeven is er geen aanleiding dit nu stop te zetten.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het feit dat de Staten van Curaçao de Sanctiewet heeft verworpen niet op zichzelf lijkt te staan, mede in het licht van het feit dat sancties die de EU, met uitdrukkelijke Nederlandse instemming, in maart 2012 heeft afgekondigd tegen Iran door toenmalig premier Schotte van Curaçao ook al eenzijdig werden verworpen? Deelt u de mening dat het uitermate onwenselijk is en zelfs onmogelijk (gegeven het Statuut) moet zijn dat Curaçao afwijkt van het Nederlandse buitenlandse beleid omdat haar die bevoegdheid niet toekomt? Hoe zal Nederland Curaçao hierop aanspreken?

Antwoord 6

Zoals hiervoor uiteengezet is de RMR, onder verwijzing naar artikel 3 van het Statuut, van oordeel dat het in het kader van eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk noodzakelijk is dat EU-sancties, net als VN-sancties, door alle Landen van het Koninkrijk worden geïmplementeerd.

Ten aanzien van de EU-sancties tegen Iran heeft Curaçao in juli 2012 in de RMR toegezegd deze sancties te zullen overnemen.

Vraag 7

Deelt u de mening dat Curaçao recentelijk vaker heeft doen lijken, zoals bijvoorbeeld bij de implementatie van EU-sancties tegen Iran, alsof zij een eigenstandig buitenlands beleid heeft? Klopt het dat conform het Statuut het voeren van buitenlands beleid een Koninkrijkaangelegenheid is?

Antwoord 7

Op grond van artikel 3 van het Statuut is buitenlands beleid een Koninkrijksaangelegenheid. Minister-President Asjes heeft herhaaldelijk verzekerd dit te erkennen en te respecteren. De autonome Landen van het Koninkrijk hebben de mogelijkheid zelf contacten met staten en organisaties te onderhouden, zolang de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk gewaarborgd blijft.


X Noot
1

Antilliaans Dagblad, 13 augustus 2014

Naar boven