Vragen van de leden Omtzigt en Knops (beiden CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en voor Wonen en Rijksdienst over de tweet waarin een ambtenaar van het Ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dat «Islamitische Staat (IS) een vooropgezet plan van zionisten is die bewust de Islam willen zwart maken» (ingezonden 13 augustus 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst (ontvangen 3 september 2014).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de tweet waarin een ambtenaar van het Ministerie van Veiligheid en Justitie stelt dat «IS(IS) een vooropgezet plan van zionisten is die bewust de Islam willen zwart maken?»

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u deze stelling, mede in het licht van de uitspraak van de Minister van Veiligheid en Justitie (12-08-2014) dat» openlijke geweldpleging en opruiing onaanvaardbaar is»?

Antwoord 2

Ik neem volledig afstand van de inhoud van de tweet.

Vraag 3

Wordt IS nadrukkelijk meegenomen in onderzoeken en monitoring van het nationaal Cyber Security Centrum, aangezien de organisatie zich online sterk profileert?

Antwoord 3

Het Nationaal Cyber Security Centrum is onderdeel van de organisatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De NCTV beschermt Nederland tegen bedreigingen die de maatschappij kunnen ontwrichten. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) onderzoekt en monitort de digitale veiligheid. Hierbij is het uitgangspunt dat veilige en betrouwbare ICT van fundamenteel belang is voor onze samenleving. De onderzoeken en monitoring richten zich dan ook op (signalen over) verstoringen in het digitale domein. Uitingen die via het digitale domein worden gedaan, maar geen risico vormen voor de veilige werking van ICT vallen niet binnen de scope van het NCSC. Uiteraard is er binnen de NCTV als geheel wel ruime aandacht voor de ontwikkelingen rond en uitingen van de IS.

Vraag 4

Wat is het beleid bij de rijksoverheid met betrekking tot ambtenaren die de terreurorganisatie IS steunen, hun daden bagatelliseren of anderen de schuld geven?

Antwoord 4

Ik beantwoord de vraag in algemene zin en gericht op de ruimte voor ambtenaren tot openbare meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting is voor ambtenaren begrensd door artikel 125a van de Ambtenarenwet, dat luidt:

De ambtenaar dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

De norm dient dus altijd in relatie tot de functie van de ambtenaar te worden bezien. Of deze bij de meningsuiting is overschreden is ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Indien normoverschrijding wordt vastgesteld, heeft de ambtenaar zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en kan hem of haar door het bevoegd gezag een disciplinaire straf worden opgelegd.

De mogelijke disciplinaire straffen variëren van schriftelijke berisping tot ontslag. Op grond van artikel 82a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement dient het bevoegd gezag alvorens hiertoe over te gaan advies in te winnen van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren.

Toelichting:

Deze vragen zijn aanvullend op de eerdere vragen ter zake van de leden Van Klaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Klaveren), ingezonden 13 augustus 2014, (vraagnummer 2014Z14019), en de leden Helder en Wilders (beiden PVV), ingezonden 13 augustus 2014, (vraagnummer 2014Z14023).

Naar boven