Vragen van de leden Fokke en Rebel (beiden PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de sponsoring van provincies en gemeenten door de tabaksindustrie (ingezonden 11 juli 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 3 september 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2579.

Vraag 1

Kent u het bericht dat de tabaksindustrie verschillende gemeenten sponsort?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4 en 5

Deelt u de mening van de auteurs van het bericht dat lokale overheden door de samenwerking aan te gaan met de tabaksindustrie in strijd handelen met artikel 5.3 van de Framework Convention on Tobacco Control (het FCTC-verdrag)?2

Deelt u de mening van de auteurs dat uit de aanbevelingen bij de richtlijnen, voortgekomen uit artikel 5.3 van het FCTC-verdrag, voortvloeit dat de overheid, daaronder begrepen lokale overheden, geen contact mag hebben met de tabaksindustrie, tenzij dit strikt noodzakelijk is voor het effectief reguleren van het tabaksbeleid?3

Deelt u de mening dat de geplande activiteiten van lokale overheden in samenwerking met tabaksfabrikanten in strijd zijn met bovengenoemde aanbevelingen nu in de aanbevelingen 6.2, 6.3 en 6.4 van de richtlijnen bij het FCTC verdrag specifiek wordt uitgelegd dat overheden zich op geen enkele manier mogen inlaten met samenwerkingsverbanden of activiteiten die door de tabaksindustrie worden omschreven als maatschappelijk verantwoord (6.2), dat overheden niet is toegestaan om de tabaksindustrie zich publiekelijk te laten uiten over zogenaamd maatschappelijk verantwoorde activiteiten (6.3) en dat overheden geen financiële bijdragen van de tabaksindustrie accepteren (6.4)?

Wat gaat u er aan doen om er voor te zorgen dat de betrokken lokale overheden hun samenwerking met de tabaksindustrie stopzetten?

Antwoord 2, 3, 4 en 5

Artikel 5.3 van het FCTC-verdrag bepaalt dat Partijen, bij de vaststelling en uitvoering van hun volksgezondheidsbeleid met betrekking tot tabaksontmoediging, maatregelen nemen om dit beleid te beschermen tegen commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie.

Ik deel de mening van de auteurs dat ook lokale overheden zijn gebonden aan artikel 5.3 van het FCTC-verdrag, Nederland is immers verantwoordelijk voor de naleving van het FCTC-verdrag op haar grondgebied. Het verdrag schrijft echter niet voor op welke wijze dit moet geschieden. De verdragspartijen hebben op dit punt een grote mate van vrijheid. De richtlijnen bij artikel 5.3 van het FCTC-verdrag zijn juridisch niet-bindend.

Navraag bij betrokken gemeenten en provincie heeft opgeleverd dat ik op dit moment geen redenen heb om aan te nemen dat in de genoemde gevallen sprake is van strijdigheid met het verdrag. De beide campagnes komen niet voort uit (lokaal) tabaksontmoedigingsbeleid. Zo gaat de campagne «Laat je peuk niet alleen» over het schoonhouden van de stranden en de campagne «Er gaat niets boven Groningen» is bedoeld ter promotie van de stad Groningen.

Dit neemt niet weg dat ik het belangrijk vind dat gemeenten en provincies beter bekend worden met de verplichtingen die voortvloeien uit het FCTC-verdrag en de Tabakswet, het tabaksreclameverbod in het bijzonder. Om die reden heb ik inmiddels een brief aan gemeenten en provincies gestuurd, die kan worden meegenomen bij de afwegingen om wel of niet de samenwerking met deze industrie aan te gaan.

Naar boven