Vragen van het lid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de onzinnigheid van voorschoolse extra taallessen voor allochtonen (ingezonden 1 juli 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 september 2014).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Extra les geen effect»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe duidt u de conclusie van de onderzoekers van de Radboud Universiteit dat er geen enkel positief bewijs is dat programma's om taal- en rekenachterstanden bij allochtonen kinderen weg te werken effect hebben?

Antwoord 2

De conclusie dat voor- en vroegschoolse educatie (hierna: vve) nauwelijks effect heeft kan op basis van het genoemde rapport niet worden getrokken. Zoals de onderzoekers zelf ook aangeven moeten de resultaten voorzichtig worden gebruikt omdat een voormeting en een controlegroep ontbreken. Daarnaast geldt dat de kwaliteit van vve-groepen in de periode tussen 2007 en 2011 nog niet naar behoren was zoals de inspectie in haar bestandsopname 2012 ook heeft gerapporteerd. Voorts richten de vve-programma’s zich ook op motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Internationale onderzoeken laten positieve resultaten zien van vve en ook het CPB heeft vve gericht op risicoleerlingen beoordeeld als een kansrijke optie binnen het kennisbeleid (CPB 2006). In de loop van 2015 komt het «pre-cool» onderzoek beschikbaar. Het doel van dit onderzoek is zicht te krijgen op de effecten van verschillende vormen van kinderopvang en van vve. Hierin worden vanaf tweejarige leeftijd tot het eind van het basisonderwijs twee subgroepen kinderen gevolgd, bestaande uit: a) kinderen die voorschoolse instellingen bezoeken en b) kinderen die niet aan de voorschoolse voorzieningen deelnemen. Met het «pre-cool» onderzoek wordt wel voldaan aan de voorwaarden voor (quasi) experimenteel onderzoek zodat betrouwbare uitspraken mogelijk worden. Ik wil mij daarop baseren voor het vve-beleid.

Vraag 3

Klopt het dat er jaarlijks meer dan 400 miljoen euro wordt uitgegeven aan deze extra taal- en rekenlessen voor de vroege jeugd?

Antwoord 3

Via de specifieke uitkering onderwijsachterstandenbeleid wordt jaarlijks € 261 mln. aan gemeenten beschikbaar gesteld, deels voor vve, schakelklassen en zomerscholen. Aanvullend is hiervoor € 95 mln. aan 37 grote steden beschikbaar gesteld om de kwaliteit van vve verder te verhogen en € 4,7 mln. voor de overige gemeenten. Daarnaast ontvangen basisscholen met gewichtenleerlingen jaarlijks een aanvulling op de lumpsum financiering voor het voorkomen en terugdringen van leerachterstanden in alle groepen 1 tot en met 8. Scholen kunnen zelf bepalen hoe zij in hun situatie het geld inzetten voor achterstanden bij leerlingen.

Vraag 4

In hoeverre deelt u de visie dat het voorkomen van taalachterstanden de primaire verantwoordelijkheid is van de ouders?

Antwoord 4

Deze visie deel ik. Anderzijds mogen kinderen er niet de dupe van worden als ouders hun verantwoordelijkheid niet kunnen of willen nemen.

Vraag 5

Bent u bereid de kosten voor extra onderwijs om taalachterstanden weg te werken volledig voor rekening te laten komen van de ouders? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5

Nee, onderwijs is een kinderrecht (Verdrag inzake de rechten van het kind, art.28) en het kabinet vindt goed onderwijs zeer belangrijk. Voorop staat dat alle kinderen een goede start moeten kunnen maken op de basisschool. Het achterstandbeleid richt zich op groepen in de samenleving die veelal de extra kosten van vve niet, of slechts voor een deel kunnen opbrengen. Daarom wordt aan de ouders, die voor hun kinderen gebruik maken van de voorschool, een bijdrage gevraagd die is afgestemd op hun financiële situatie. Dit is afhankelijk van het beleid van de betreffende gemeente. Bij de invoering van de wet Oke zijn middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten om de eigen bijdrage voor de voorschool betaalbaar te houden voor ouders van doelgroepkinderen.

Daarnaast is extra onderwijs aan doelgroepkinderen in voorscholen ook een investering om het risico op schooluitval te verkleinen. Minder schooluitval vermindert de kans dat leerlingen, in een latere fase van hun leven, aanspraak zullen maken op bijstandsuitkeringen of in de criminaliteit belanden. De kosten van extra onderwijs worden hiermee deels terugverdiend.

Voor doelgroepkinderen vanaf vier jaar die de basisschool bezoeken geldt dat zij recht hebben op gratis basisonderwijs zoals alle kinderen in Nederland.

Naar boven