Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de Ministers van Sociale zaken en Werkgelegenheid en Veiligheid en Justitie over antisemitische incidenten in Nederland (ingezonden 25 juni 2014).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 2 september 2014)

Vraag 1

Bent u bekend met de Monitor antisemitische incidenten in Nederland 2013 van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI)?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op het gegeven dat het aantal antisemitische incidenten in 2013 fors is gestegen? Welke specifieke inzet pleegt u om de in de monitor beschreven incidenten tegen te gaan?

Antwoord 2

Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) registreerde 147 antisemitische incidenten in 2013 tegen 114 in 2012. Ik vind deze cijfers zorgelijk. Antisemitisme heeft de blijvende aandacht van het Kabinet en is onderdeel van de brede aanpak van racisme en discriminatie. Over de specifieke inzet op antisemitisme heb ik uw Kamer onder meer op 16 januari 2014 in de brief Ronde Tafels antisemitisme geïnformeerd2.

Het kabinet zal, zoals ook is aangekondigd in de gemeenschappelijke verklaring na het overleg met de Joodse organisaties op 4 augustus jongstleden3, in navolging van verschillende gemeenten, het initiatief nemen om met alle betrokken partijen de oplopende spanningen tussen groepen te bespreken en waar nodig te interveniëren. Dit zal onder meer gebeuren in de eerstvolgende Ronde Tafel antisemitisme bijeenkomst op 24 september a.s.

Als vervolg op het Catshuisoverleg van 4 augustus zijn de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik in een overleg met het Centraal Joods Overleg ook overeengekomen om op korte termijn op lokaal niveau rondetafelgesprekken met gemeenten, scholen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties te organiseren. De inzet is om onder meer op de sporen educatie, opvoeding en rolmodellen (peer education) een impuls te geven aan de preventie en bestrijding van discriminatie en antisemitisme.

Vraag 3

Welke acties verricht u om antisemitisme op internet tegen te gaan? Welke aanknopingspunten vindt u in andere Europese landen om deze antisemitische uitingen te bestrijden?

Antwoord 3

In 2008 hebben overheid, bedrijfsleven en belangenverenigingen de gedragscode notice and take down opgesteld. De gedragscode beschrijft hoe particulieren en bedrijven in de online sector omgaan met klachten over onrechtmatige (strafbare) inhoud op internet, waaronder discriminerende inhoud. Internet service providers en webhosts zijn aansprakelijk voor de informatie die hun klanten aanbieden als zij deze informatie na een terechte klacht niet weghalen.

Antisemitisme op het internet wordt net als andere discriminerende uitingen actief bestreden door het meldpunt internet discriminatie (MiND Nederland). Als het om een strafbare uiting gaat, wordt de moderator van de website verzocht de melding te verwijderen. Indien noodzakelijk doet MiND aangifte van de uiting. Momenteel worden de aanvullende mogelijkheden verkend om de aanpak van antisemitisme in EU-verband te agenderen ter invulling van de motie Dijkgraaf.4

Vraag 4

Bent u bereid met het CIDI in gesprek te gaan over het verbeteren van het doen van aangifte en het registreren van antisemitische incidenten?

Antwoord 4

Ja. Zoals aangegeven in het actieprogramma discriminatie5 wordt er jaarlijks gesproken met het CJO, waar het CIDI deel van uitmaakt. In dat kader kan ook gesproken worden over het doen van aangifte en het registreren van antisemitische incidenten. Zoals toegelicht in de brief Rassendiscriminatie van 19 mei 2014 aan uw Kamer6 is het aanpassen van het registratiesysteem van de politie ten behoeve van de vroegherkenning van antisemitisme al in gang gezet.

Vraag 5

Onderkent u dat een gedemoniseerd beeld van Israël een gevaarlijke voedingsbodem biedt voor antisemitische incidenten?

Antwoord 5

Het onderzoek van de Anne Frank Stichting naar antisemitisme binnen het voortgezet onderwijs laat zien dat een groot deel van de antisemitische uitingen door jongeren gerelateerd is aan het supporten van betaald voetbalclubs en aan het Midden-Oosten conflict. In het door mij toegezegde onderzoek naar triggerfactoren van antisemitisme worden beide als factor meegenomen.

Vraag 6 en 7

Welke consequenties verbindt u aan uw eigen kwalificaties dat het onderzoek van de universiteit Bielefeld naar de beeldvorming onder Europeanen inzake Israël onacceptabel en bijzonder zorgwekkend is?7

Bent u voornemens om te laten onderzoeken welke oorzaken ten grondslag liggen aan de zorgwekkende beeldvorming inzake Israël in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u voornemens om in samenwerking met het Simon Wiesenthal Center de parameters voor het onderzoek te formuleren, zoals rabbijn Abraham Cooper in zijn brief heeft aangeboden?8

Antwoord 6 en 7

Nee, ik ben niet voornemens onderzoek te doen naar de beeldvorming inzake Israël. Mijn verantwoordelijkheid ligt bij het bestrijden van antisemitisme in Nederland. Zoals in het antwoord op vraag 5 is vermeld, wordt het Midden-Oosten conflict wel als factor meegenomen in het toegezegde onderzoek naar triggerfactoren van antisemitisme.


X Noot
1

Centrum Informatie en documentatie Israël, 11 maart 2014.

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 30 950, nr. 67

X Noot
4

Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 21 501, nr. 874

X Noot
5

Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123, nr. 74

X Noot
6

Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 30 950, nr. 70

X Noot
7

Handelingen TK 2013–2014, 42-14-14.

X Noot
8

Brief aan Minister Asscher, 6 februari 2014.

Naar boven