Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Justitie over de «mogelijke genocide» in Irak en de maatregelen die Nederland verplicht is te nemen, zoals het onmiddellijk stoppen van alle jihad reizen van Nederlanders en het voornemen tot een jihad reis strafbaar maken (ingezonden 21 augustus 2014).

Antwoord van Minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 8 september 2014)

Vraag 1

Herinnert u zich dat u aan de Kamer geschreven heeft: «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid en genocide.» en verder «Het verschil tussen deze drie misdrijven is relevant voor opsporing en vervolging. Maar in de huidige situatie gaat het allereerst om preventie, en het staken en voorkomen van deze misdrijven»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat nu u het vermoeden heeft uitgesproken van genocide, Nederland zich in deze situatie dient te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het «Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide»?

Antwoord 2

Als partij bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide is Nederland verplicht de bepalingen ervan te goeder trouw ten uitvoer te leggen. Deze verplichting geldt ongeacht de kwalificatie van een situatie door het kabinet.

Vraag 3

Deelt u de mening dat uit dit verdrag, waarvan artikel 1 expliciet stelt: «De Verdragsluitende Partijen stellen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.», concrete verplichtingen voortvloeien?

Antwoord 3

De partijen bij het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide hebben zich gecommitteerd al het mogelijke te doen, in overeenstemming met het internationaal recht, om genocide te voorkomen.

Vraag 4

Bent u ervan op de hoogte dat het internationaal hof van justitie in haar uitspraak in de zaak van Bosnië – Herzegovina tegen Servië – Montenegro van 26/2/2007 over de toepassing van deze conventie (de zaak over de genocide in Srebrenica) expliciet stelt dat:

  • er directe verplichtingen voorvloeien uit het verdrag en dat zelfs een verwijzing naar de veiligheidsraad niet voldoende is om aan die verplichtingen te voldoen;

  • staten alles moeten doen dat redelijkerwijs in hun vermogen ligt om genocide te voorkomen;

  • de verplichtingen ook (inter alia) afhangen van de mogelijkheid die een staat heeft om effectief de acties te beïnvloeden van personen die in staat zijn om genocide te plegen of al genocide plegen?2

Antwoord 4

Ja. Het kabinet wijst in dit verband in het bijzonder op de uitleg die door het Internationaal Gerechtshof is gegeven aan de verplichting genocide te voorkomen, in paragraaf 430 van bovengenoemde uitspraak van het Hof van 26 februari 2007.

Vraag 5

Deelt u de mening dat Nederland zowel moreel als juridisch verplicht is om alles te doen om mensen met een Nederlands paspoort die genocide plegen en/of medeplichtig zijn aan genocide voor de rechter te krijgen en dat voorkomen moet worden dat meer jihadisten zich aansluiten bij de terroristische organisatie IS(IS) om misdaden – waaronder genocide – te plegen of daaraan medeplichtig te zijn, mede in het licht van artikel 3 van het verdrag dat ook medeplichtigheid aan genocide, rechtstreeks en openbaar oproepen, evenals het samenspannen voor genocide strafbaar stelt?

Antwoord 5

Het is noodzakelijk om in overeenstemming met het internationaal recht al het mogelijke te doen om ernstige internationale misdrijven te voorkomen en te berechten.

Vraag 6 en 10

Welke acties onderneemt u op dit moment om personen op wie Nederland invloed kan uitoefenen, zoals mensen met een Nederlands paspoort, te beïnvloeden en ervoor te zorgen dat zij niet langer genocide plegen of niet afreizen om genocide te plegen of daaraan medeplichtig zijn door zich aan te sluiten bij het genocide plegende IS(IS)?

Welke maatregelen kunt en zult u nemen om ervoor te zorgen dat het (bijna) onmogelijk wordt voor iemand met een Nederlands paspoort om zich aan te sluiten bij IS(IS)?

Antwoord 6 en 10

Het kabinet wendt alle beschikbare middelen aan om een uitreis met als doel aansluiting te vinden bij IS(IS) te belemmeren. De dreiging die voor Nederland uitgaat van IS(IS) vraagt om een krachtige aanpak. Momenteel vindt er een intensieve informatie-uitwisseling en samenwerking plaats tussen internationale en nationale partners waarbij reisbewegingen, contacten en andere relevante zaken worden gedeeld. Daarnaast worden uitreizen ontmoedigd en belemmerd middels SIS-signalering, het bevriezen van tegoeden en het signaleren van paspoorten. Bij de aanpak om een uitreis te voorkomen wordt samengewerkt met eerstelijns professionals in velerlei disciplines en het brede maatschappelijk middenveld.

Het kabinet heeft uw Kamer inmiddels het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme toegestuurd, waarin maatregelen zijn opgenomen die het kabinet neemt om de jihadistische beweging in Nederland en uitreis te bestrijden.

Vraag 7

Bent u ervan op de hoogte dat de Minister van Veiligheid en Justitie al vele malen zijn grote zorgen heeft uitgesproken over het feit dat jongeren afreizen naar Syrië en dat hij in mei 2013 zou gaan onderzoeken of de Nederlandse nationaliteit ingetrokken kon worden voor een jihadreis?

Antwoord 7

Ja.

Vraag 8

Hoeveel mensen met een Nederlandse paspoort hebben zich naar schatting van de Nederlandse veiligheidsdiensten aangesloten bij IS(IS), voor mei 2013 en daarna?

Antwoord 8

Het is bekend dat circa 130 Nederlanders zijn uitgereisd om deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië en Irak. Een aantal hiervan heeft zich aangesloten bij IS(IS). Verder kan het kabinet hierover in het openbaar geen uitspraken doen.

Vraag 9

Bent u bereid het wetsvoorstel – dat op 11 juli 2014 is goedgekeurd door de rijksministerraad3 – waarin onder meer is opgenomen dat deelname aan een terroristisch trainingskamp verlies van dubbele nationaliteit betekent, voor het eind van het zomerreces aan de Kamer te sturen, inclusief een spoedadvies van de Raad van State, een repliek en mogelijk een nota van wijziging die ook het voornemen voor een jihadreis strafbaar stelt?

Antwoord 9

Het wetsvoorstel zal dezer dagen bij de Kamer worden ingediend.

Vraag 11

Heeft u intern of extern juridisch advies gevraagd over de gevolgen van de uitspraken die u gedaan heeft, zoals vermeld in de eerste vraag? Zo ja, bij wie en kunt u dat advies openbaar maken?

Antwoord 11

Over deze kwestie heeft het Kabinet verschillende malen intern juridisch advies ontvangen. Dat advies is meegenomen in de beantwoording van de verschillende vragen van uw Kamer. Het kabinet verwijst in dat verband naar de beantwoording van de Kamervragen over IS(IS) en de situatie in Irak van 11 augustus 2014 en naar de Kamerstukken 23 432, nr. 389 en 21 501-02, nr. 1410.

Vraag 12

Bent u bereid de extern volkenrechtelijk adviseur te vragen een spoedadvies uit te brengen over de consequenties van de uitspraak «Het kabinet is van mening dat IS(IS) vermoedelijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid», de verplichtingen die daaruit voorvloeien voor Nederland en dat advies openbaar te maken?

Antwoord 12

Ja. De externe volkenrechtelijk adviseur is om advies gevraagd.

Vraag 13

Kunt u deze vragen voor het eind van het zomerreces beantwoorden?

Antwoord 13

De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.


X Noot
1

Schriftelijk Overleg inzake de humanitaire nood onder minderheden in Irak

X Noot
2

Eyal Mayroz (2012): The legal duty to «prevent»: after the onset of «genocide», Journal of Genocide Research, 14:1, 79–98

Naar boven