Vragen van het lid Oskam (CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat tijdens de brand op het Shellcomplex aan de Chemieweg in Moerdijk d.d. 3 juni 2014 tegen de afspraken in de drinkwaterbedrijven niet zijn geïnformeerd (ingezonden 14 juli 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu (ontvangen 27 augustus 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2663.

Vraag 1

Klopt het dat op de avond van de explosie de drinkwaterbedrijven Brabant Water en Evides niet door de meldkamer van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zijn geïnformeerd? Zo ja, wat is hiervan de reden?1

Antwoord 1

Ja. De Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant (MWB) geeft aan de genoemde drinkwaterbedrijven op 3 juni niet te hebben gealarmeerd. Het Regionaal Operationeel Team van MWB heeft geen aanleiding gezien om de drinkwaterbedrijven te alarmeren omdat zij geen risico zagen.

Vraag 2

Klopt het dat later in deze week Evides door de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid niet geïnformeerd is over het feit dat er op vrijdag 6 juni 2014 nog steeds onderzoek werd verricht aangaande neergeslagen roetdeeltjes op Goeree-Overflakkee? Zo ja, wat is hiervan de reden?

Antwoord 2

Verondersteld wordt dat de vragensteller hier Hoeksche Waard bedoelt en niet Goeree-Overflakkee. Het antwoord is dan neen. De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid geeft aan dat Evides volgens het logboek in de nacht van 3 op 4 juni om 04.08 uur is geïnformeerd over het incident. Ook is er contact geweest tussen de crisisorganisatie van de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en Evides. Evides heeft als crisispartner onmiddellijk toegang gekregen tot het Landelijk Crisismanagement systeem (LCMS). Zodoende had Evides kennis van de lopende onderzoeken mbt de BOT-MI (Beleidsondersteunend Team-milieu incidenten) adviezen, zoals de neerslag van eventuele roetdeeltjes.

Vraag 3, 7

Zijn er nog meer zaken die tijdens de bestrijding van deze brand niet goed zijn verlopen met betrekking tot de communicatie tussen de veiligheidsregio’s en drinkwaterbedrijven?

Is al meer bekend over de oorzaak van de brand op het Shellcomplex en welke stoffen hier precies bij zijn vrijgekomen?

Antwoord 3, 7

De Onderzoeksraad voor Veiligheid verricht nader onderzoek naar o.a. de crisisbeheersing inclusief de communicatie. Ook inzake de oorzaak van de brand wachten wij de uitkomsten van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid af. De Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft u hierover schriftelijk geïnformeerd in haar brief van 17 juni 2014 (ILT-2014/33874)

Vraag 4

Kunt u navraag doen bij Vewin of behalve deze brand meer gevallen bekend zijn in de afgelopen vier jaar waarin de drinkwaterbedrijven niet of onvoldoende zijn geïnformeerd door de betreffende veiligheidsregio?

Antwoord 4

Vewin geeft aan dat dit alleen Chemie-Pack (januari 2011) betreft en dat verder geen andere incidenten bekend zijn waarbij de drinkwaterbedrijven niet of onvoldoende geïnformeerd zijn door de betreffende veiligheidsregio(s).

Vraag 5

Kunt u aangeven wat de risico’s zijn met betrekking tot de kwaliteit van drinkwater en daarmee voor de volksgezondheid bij het uitbreken van een brand waarbij mogelijk giftige stoffen in de lucht zijn gekomen?

Antwoord 5

Het risico bestaat dat bij een brand in de lucht vrijkomende giftige stoffen neerdwarrelen als roetdeeltjes in oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor de drinkwaterwinning. Afhankelijk van de aard van de stof en de concentratie waarin deze stof in het ruw water, dat gebruikt wordt als grondstof voor drinkwater, terechtkomt kan dit een risico vormen voor de kwaliteit daarvan. Daarnaast wordt via de zuivering buitenlucht ingenomen voor beluchting/ontgassing van het drinkwater in bepaalde processtappen. Het beluchtingssysteem is voorzien van luchtfilters. Hiermee worden (roet)deeltjes afgevangen. Dampen blijven echter een probleem en worden niet door de luchtfilters afgevangen.

Vraag 6

Kunt u beschrijven welke maatregelen drinkwaterbedrijven kunnen nemen om de kwaliteit van drinkwater te waarborgen na het uitbreken van een brand met giftige stoffen?

Antwoord 6

Naast de gebruikelijke bereidings- en zuiveringsstappen en constante monitoring van de drinkwaterkwaliteit, kan een drinkwaterbedrijf responsemaatregelen nemen om te voorkomen dat door een brand met giftige stoffen de drinkwaterproductie nadelig wordt beïnvloed. Zo kan een drinkwaterbedrijf preventief de inname van oppervlaktewater (tijdelijk) stopzetten, als er bij een brand giftige stoffen in het oppervlaktewater zijn gekomen. Ook kan het gebruik van ruw water uit een waterbekken (tijdelijk) worden stilgelegd als er bijvoorbeeld een verontreiniging van het water dreigt door depositie van roetdeeltjes.

Vraag 8

Kunt u garanderen dat de kwaliteit van het drinkwater in de regio van Moerdijk niet is aangetast als gevolg van de brand op het Shellcomplex?

Antwoord 8

Naar aanleiding van de brand heeft het RIVM ten behoeve van het BOT-mi een risicobeoordeling uitgevoerd op de drinkwaterkwaliteit. Geconcludeerd werd dat de drinkwaterwinning niet in gevaar is geweest, omdat de eventuele depositie van metalen geen risico vormde voor de drinkwaterwinning. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft naar aanleiding van de meetresultaten geconcludeerd dat de normen van het Drinkwaterbesluit niet zijn overschreden.

Vraag 9

Beschouwt u dit incident als een «leerpunt» zoals de Veiligheidsregio Midden-en West Brabant het omschrijft of valt het volgens u meer in de categorie «blunder», zeker in het licht van lessen die getrokken zouden moeten zijn na de brand bij ChemiePack in 2011?2

Antwoord 9

Op basis van de thans beschikbare informatie beschouwen wij dit incident in ieder geval als een verbeterpunt. Wij willen niet vooruitlopen op de resultaten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Overigens achten wij het van vitaal belang dat bestuursorganen bij branden, rampen en crises de crisispartners – waaronder drinkwaterbedrijven – tijdig informeren ten behoeve van een optimale samenwerking.

Vraag 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16

Wat gaat u doen om tot een echte geoperationaliseerde samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en drinkwaterbedrijven te komen?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de toegezegde afspraken met het Veiligheidsberaad over de prestaties die veiligheidsregio’s moeten leveren ten aanzien van de samenwerking met zogeheten vitale sectoren?3

Wat hebben de gesprekken die de veiligheidsregio’s en het Ministerie van Veiligheid en Justitie hebben gevoerd met de deze vitale partners opgeleverd?4

Hoe beoordeelt u het gegeven dat een in 2010 landelijk gesloten convenant tussen de drinkwatersector en het Veiligheidsberaad met betrekking tot incidenten zijn waarbij het drinkwater gevaar loopt, vier jaar later klaarblijkelijk niet steeds geïmplementeerd is en opgevolgd wordt?

Wat is volgens u de oorzaak dat de regionale ondertekening van het convenant en de implementatie van de afspraken zo moeizaam verlopen?

Is het waar dat een van de oorzaken hiervan onvoldoende commitment van de kant van de veiligheidregio’s betreft? Kunt u verklaren waar dit gebrek aan commitment vandaan komt?

Deelt u de mening dat, als het inderdaad een gebrek aan commitment betreft, dit absoluut ontoelaatbaar is gezien het belang van de bescherming van de volksgezondheid?

Antwoord 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16

Het belangrijkste is dat er daadwerkelijk acties worden ondernomen. In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 juli jl. bent u geïnformeerd over de gezamenlijke doelstellingen van de Minister van Veiligheid en Justitie met het Veiligheidsberaad. Een van de doelstellingen, «continuïteit en veerkracht van de samenleving (voorkomen van maatschappelijke ontwrichting door grootschalige uitval van ICT, telecom, energie en drinkwater)», ziet toe op concrete afspraken tussen veiligheidsregio’s en vitale partners op het terrein van alarmering, informatievoorziening, planvorming, oefenen, trainen, opleiden. Hiermee hebben het Veiligheidsberaad en de Minister van Veiligheid en Justitie de borging van de afspraken verder ingezet.

Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) heeft onlangs een Quick scan uitgevoerd naar de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en de vitale partners. De QuickScan van het IFV toont aan, dat de meeste regio’s (22) de convenanten hebben getekend en dat hiervan 20 regio’s de afspraken hebben geïmplementeerd. Een flinke stap is gezet.

Er is duidelijk sprake van stevig commitment, waarbij de diverse crisispartners vanzelfsprekend vanuit de eigen betrokkenheid hun inbreng hebben. Zo heeft VEWIN de wens geuit dat drinkwaterbedrijven te allen tijde worden geïnformeerd, zodat zij zelf op basis van eigen verantwoordelijkheid en expertise kunnen handelen. Wij delen dat standpunt.

In verband met de brand Shell Moerdijk is te melden dat Zuid -Holland Zuid concrete afspraken met de drinkwaterbedrijven heeft gemaakt en deze ook al heeft geïmplementeerd. De Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant geeft aan bestuurlijke afspraken te hebben gemaakt met Rijkswaterstaat en de drinkwaterbedrijven in de regio. De verwachting is dat volledige implementatie van de afspraken in oktober is voltooid. De regio geeft voorts aan, dat de ervaringen van het incident van 3 juni 2014 kunnen leiden tot nadere afspraken, inspelend op nadere wensen van Vewin.

Wij achten het overigens een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de crisispartners elkaar aan te spreken op het navolgen van gemaakte afspraken.

Vraag 17

Kunt u van alle 25 veiligheidsregio’s aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de ondertekening, implementatie, naleving en beoefening van de convenanten met de drinkwaterbedrijven en de Kamer hierover informeren ruim vóór het algemeen overleg over nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg op 25 september 2014?

Antwoord 17

De QuickScan die het IFV heeft laten uitvoeren is geanonimiseerd. Uit de scan blijkt dat ten aanzien van:

Convenanten:

  • 22 regio’s het convenant met de drinkwaterbedrijven bestuurlijk hebben vastgesteld en getekend;

Regulier overleg:

  • 19 veiligheidsregio’s melden 1 keer of vaker overleg te hebben met het drinkwaterbedrijf.

Informatie en alarmering:

  • 25 regio’s aangeven inzicht te hebben in de wijze van melding en alarmering, waarvan 23 hierover afspraken hebben gemaakt

  • in 20 regio’s alarmering en bereikbaarheidsgegevens van betrokken partijen bekend zijn op de meldkamer

Planvorming

  • in 24 regio’s drinkwaterbedrijven betrokken zijn bij het regionale risicoprofiel

  • 10 regio’s een strategie hebben vastgesteld ten aanzien van voorlichting en communicatie met de drinkwaterbedrijven, waarvan twee zich beperken tot drinkwater

Oefenen

  • in de periode 2010–2013 door 13 regio’s nooddrinkwatervoorziening is geoefend.

Vraag 18, 19

Bent u van mening dat de door u aangekondigde strategie om de ondertekening en implementatie van afspraken te bespoedigen, te weten het «erop aandringen en sturen», succesvol is tot nu toe?5 Welk deadline stelt u zichzelf ten aanzien van de ondertekening, implementatie, naleving en beoefening van alle gesloten convenanten door de veiligheidsregio’s met de drinkwaterbedrijven?

Antwoord 18, 19

Ja.

Daarnaast constateren wij dat er nog meer op dit terrein moeten worden geregeld. Vervolgacties worden opgepakt in het kader van de eerder genoemde gezamenlijke doelstelling continuïteit en veerkracht van de samenleving, waarvan de continuïteit van de drinkwatervoorziening onderdeel uitmaakt. Dit traject wordt onder regie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad in samenspel met onder meer I&M en Vewin uitgewerkt en voorzien van duidelijke afspraken in de tijd. Wij willen hierop niet vooruitlopen.


X Noot
1

Telegraaf, donderdag 10 juli 2014, «Blunder tijdens brand Moerdijk».

X Noot
2

Idem

X Noot
3

Algemeen overleg Nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweer d.d. 28 november 2013, Kamerstuk 29 517, nr. 79, pagina 21.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1701.

X Noot
5

Algemeen overleg Nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweer d.d. 28 november 2013, Kamerstuk 29 517, nr. 79, pagina 21

Naar boven