Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP), Gesthuizen (SP), Maij (PvdA) en Schouw (D66) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de opvang van Syrische vluchtelingen (ingezonden 17 juli 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 29 juli 2014).

Vraag 1

Klopt het dat vandaag, 16 juli 2014, de eerste honderd Syrische vluchtelingen zijn aangekomen vanuit Amman? Vallen deze vluchtelingen onder de 250 Syrische vluchtelingen die conform de motie Voordewind c.s.1 zijn losgekoppeld van het jaarlijkse quotum van de 500 uitgenodigde vluchtelingen? Zo nee, wanneer zullen deze 250 Syrische vluchtelingen dan wel in Nederland opgevangen worden? Uit welke landen komen deze Syrische vluchtelingen?

Antwoord 1

Het is juist dat er vorige week ongeveer 50 Syrische vluchtelingen via hervestiging zijn aangekomen in Nederland. Deze vluchtelingen vallen onder het reguliere quotum voor hervestiging. De vluchtelingen komen uit Jordanië. Zie verder ook het antwoord op vraag 5.

Vraag 2

Klopt het tevens dat 109 uitgenodigde Syrische vluchtelingen die onder erbarmelijke omstandigheden in provisorische tenten en garageboxen in Beiroet verblijven daar nog eens zes maanden moeten wachten op vertrek naar Nederland? Klopt het bovendien dat zij moeten wachten wegens gebrek aan huisvestingsmogelijkheden in Nederland? Zo ja, hoe verklaart u deze vertraging gezien het feit dat de bovengenoemde motie in september 2013 is aangenomen?

Antwoord 2

Tijdens de hervestigingsmissie naar Libanon zijn ongeveer 110 personen geaccepteerd voor hervestiging, deze missie is op 11 juli afgerond. Het is de standaard procedure bij hervestiging dat vluchtelingen uiterlijk 6 maanden na acceptatie naar Nederland komen, omdat de vluchtelingen moeten worden voorbereid op hun komst naar Nederland en omdat er huisvesting moet worden geregeld. De Nederlandse regering hecht aan een goede voorbereiding, zodat de hervestigde vluchtelingen een goede start kunnen maken in de gemeente waar ze terecht komen.

Vraag 3

Kunt u bevestigen dat deze groep inmiddels door de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties en de Immigratie- en Naturalisatiedienst ter plaatse zijn geselecteerd?

Antwoord 3

De groep Syrische vluchtelingen die is geïnterviewd door de Nederlandse hervestigingsmissie in Libanon is door UNHCR in juni 2014 voorgedragen aan Nederland en medio juli geaccepteerd.

Vraag 4

Bent u bereid deze groep zo spoedig mogelijk in Nederland op te vangen, zo nodig tijdelijk in asielzoekerscentra?

Antwoord 4

Bij de groep die zeer recent in Libanon is geaccepteerd voor hervestiging, zal de gebruikelijke termijn van 6 maanden worden gehanteerd. Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is aangegeven is deze termijn nodig voor een goede voorbereiding van de komst van de vluchtelingen naar Nederland.

Vraag 5

Wanneer denkt u de overige 41 (van de 250) uitgenodigde Syrische vluchtelingen in Nederland op te vangen? Zijn deze vluchtelingen inmiddels geselecteerd? Zo ja, kunt u aangeven uit welke landen zij komen?

Antwoord 5

Inmiddels heeft Nederland meer dan 250 Syrische vluchtelingen geaccepteerd voor hervestiging, via hervestigingsmissies en via individuele voordrachten. Zij komen onder meer uit Jordanië en Libanon.

Vraag 6

Kloppen de signalen dat aan sommige vluchtelingen wordt verteld dat zij niet voor hervestiging in Nederland in aanmerking komen omdat niet bekend is waar en onder welke omstandigheden hun partner zich op dat moment bevindt en Nederland daarom meent dat er een risico bestaat op een gezinsherenigingsverzoek in de toekomst waarbij mogelijk artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag zou kunnen worden tegengeworpen? Zo ja, hoe wordt in dergelijke gevallen dan voorkomen dat het belang van een hulpbehoevende vluchteling wordt geschaad door omstandigheden waarop hij/zij geen invloed heeft of heeft gehad, te weten het niet kennen van de verblijfplaats noch de omstandigheden van het verblijf van een gezinslid?

Antwoord 6

UNHCR is verantwoordelijk voor de voordrachten van Syrische vluchtelingen. Nederland zal bij deze voordrachten van geval tot geval bekijken of artikel 1 F een risico vormt in het licht van het individuele asielrelaas.


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 1715

Naar boven