Vragen van de leden Gesthuizen (SP), Voordewind (ChristenUnie), Van Ojik (GroenLinks) en Schouw (D66) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de gevolgen van de definitieve beslissing van het Europees Comité van de Sociale Rechten (ECSR) inzake de opvang van vreemdelingen (ingezonden 16 juli 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 18 juli 2014).

Vraag 1 t/m 6

Is er inmiddels een kabinetstandpunt ingenomen aangaande de afgelopen vrijdag genomen definitieve beslissing door het ECSR inzake de door de Conference of European Churches (CEC) ingediende klacht met betrekking tot het niet voorzien in opvang voor uitgeprocedeerde en ongedocumenteerde vreemdelingen?1

Bent u bereid de Kamer met de beantwoording van deze vragen, desgewenst vertrouwelijk, te informeren over de precieze uitkomst van de uitspraak van het ECSR?

Deelt u de mening dat, hoewel de definitieve beslissing vier maanden vertrouwelijk is en Nederland deze vier maanden kan gebruiken om maatregelen te nemen, het onwenselijk zou zijn om tot november te wachten met het nemen van maatregelen welke noodzakelijkerwijs voortvloeien uit deze uitspraak?

Deelt u de mening dat, indien Nederland inderdaad met deze definitieve beslissing gehouden is aan de verplichting opvang te verschaffen voor de groep uitgeprocedeerde en ongedocumenteerde vreemdelingen, het wenselijk is de maatregelen om te komen tot dergelijke opvang zo snel mogelijk te nemen en in ieder geval te voorkomen dat gewacht wordt met het nemen van maatregelen als het al weer kouder wordt?

Bent u bereid om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen aan de gemeenten waar (grote) groepen uitgeprocedeerde en ongedocumenteerde vreemdelingen leven, soms op straat, opdat gemeenten weten wat zij kunnen verwachten van het kabinet in deze kwestie?

Bent u tevens bereid om zo snel mogelijkheid duidelijkheid te verschaffen over deze uitspraak van het ECSR en de consequenties daarvan aan de vreemdelingen die het betreft?

Antwoord 1 t/m 6

Op 9 juli jl. heeft het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) zijn bevindingen ten gronde toegezonden aan het Comité van Ministers. Het Comité van Ministers moet hierover een standpunt innemen in de vorm van een resolutie, eventueel met een aanbeveling. Op diezelfde dag heeft het ECSR zijn bevindingen ten gronde in afschrift ook vertrouwelijk toegezonden aan de partijen die bij deze klacht betrokken zijn. Conform het Aanvullend Protocol inzake collectieve klachten en de procedureregels van het ECSR hebben deze partijen, waaronder de Nederlandse regering, niet de vrijheid deze bevindingen aan derden ter beschikking te stellen. In de toelichting bij dit Aanvullend Protocol beklemtoont het ECSR de vertrouwelijkheid van de klachtenprocedure. De bevindingen van het ECSR worden pas openbaar als het Comité van Ministers een standpunt heeft ingenomen, dan wel vier maanden na toezending van de bevindingen in het geval het Comité van Ministers op dat moment nog geen standpunt heeft ingenomen.

In tegenstelling tot hetgeen in de vraagstelling wordt gesuggereerd, is de Nederlandse regering niet gehouden om binnen vier maanden maatregelen te treffen. De bevindingen van het ECSR zijn gericht aan het Comité van Ministers, dat vervolgens een resolutie of aanbeveling kan aannemen, gericht aan de Nederlandse regering. Zodra het Comité van Ministers zich heeft uitgesproken over de bevindingen van het ECSR, zal ik uw Kamer hierover informeren.


X Noot
1

http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/socialcharter/ESCagendas/272Synopsis_en.pdf (onder Output, 3), The Committee adopted, et cetera)

Naar boven